Naam van twee romeinse keizers.
1. Gaius Iulius Verus Maximinus Thrax, keizer van 235 tot 238, werd ca. 173 geboren uit een thracische boerenfamilie en had carrière gemaakt in het leger, toen hij na succesvolle gevechten in Germanië in maart 235 tijdens de muiterij die → Severus Alexander de troon kostte, tot keizer werd geproclameerd. Hij benoemde zijn zoon Maximus tot zijn Caesar. In 236/237 streed hij tegen de Sarmaten en de Daciërs. De zware belastingdruk ten gevolge van de kostbare oorlogen maakte Maximinus echter impopulair. Bovendien nam zijn provocerend optreden de hogere kringen tegen hem in. Toen bij een opstand in Africa → Gordianus I en diens gelijknamige zoon tot keizer werden uitgeroepen, vonden dezen in Rome snel erkenning. Maximinus rukte daarop Italië binnen, maar stuitte bij Aquileia op zulk een heftig verzet dat zijn troepen ontmoedigd werden en hem en zijn zoon vermoordden. Maximinus staat bekend als vervolger van de christenen.
Lit. Iulius Capitolinus, Vita Maximinorum. - E. Hohl (PRE 10, 852-868). H. P. L’Orange (EAA 4, 923v). - G.
M. Bersanetti, Studi suil’ imperatore Massimino il Tracé (Roma 1940 = 1961). E. Hohl, Maximini duo Iuli Capitolini. Aus dem Corpus der sog. Historia Augusta (KT 172, Berlin 1949; met commentaar).
A. Bellezza, Massimino il Tracé (Genua 1964).
2. Gaius Galerius Valerius Maximinus Daia, keizer van 310 tot 313, een neef van keizer → Galerius, was van lage illyrische afkomst, maar maakte dank zij zijn oom, die hem adopteerde, snelle promotie bij het leger. Eenmaal keizer geworden, verhief Galerius Maximinus tot zijn Caesar (305) en belastte hem met het bestuur over Egypte, Syrië en zuidelijk Klein-Azië. Toen het tetrarchale systeem ineenstortte, nam Maximinus, niet tevreden met de titel filius Augusti, de keizerstitel aan (310). Na Galerius’ dood (311) bezette hij geheel Klein-Azië, maar kwam later tot een vergelijk met → Licinius. Vervolgens echter sloot hij zich tegen de alliantie van Licinius met → Constantijn nauwer bij Maxentius aan. Na diens val rukte Maximinus Thracië binnen, waar Byzantium en Heraclea in zijn handen vielen. Bij Adrianopel echter moest hij tegen Licinius het onderspit delven, waarna hij vluchtte en te Tarsus aan een ziekte stierf (313).
Ondanks het tolerantie-edict van Galerius (311) vervolgde Maximinus de christenen; de christelijke auteurs schilderen hem af als een wellustig tyran. Hij bepaalde zich echter niet tot de onderdrukking van het christendom, maar trachtte ook het heidendom door hervormingen tot nieuw leven te brengen. Zo beijverde hij zich om de organisatie en de moraal van de heidense priesters te verbeteren. In dit kader past ook een vervalsing van de proces-acten van Pilatus tegen Christus.
Voor nadere details omtrent de geschiedenis van deze ingewikkelde tijd zie s.v. Constantijn de Grote.
Lit. O. Seeck (PRE 4, 1986-1990). E. Panvini Rosati (EAA 4, 923). - G. S.
R. Thomas, Maximin Daia’s Policy and the Edicts of Toleration (Antiquité Classique 37, 1968, 172-185). H. Castritius, Studiën zu M. Daia (Frankfurter Althistorische Studiën 2, Kallmünz 1969). [A. J. Janssen]