Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

JAFET

betekenis & definitie

Jafet (hebr. jafet) was één der drie zonen van Noach (Gn 6,10; 7,13; 9,18). De zegen van Noach (Gn 9,27) brengt zijn naam in verband met het hebreeuwse werkwoord voor ’ruim zijn’.

Hij wordt in het algemeen beschouwd als de stamvader van de Indogermanen.Lit. D. Neiman, The Date and Circumstances of the Cursing of Canaan, Biblical Motifs, ed. by Altmann (Harvard-Cambridge 1966) 113-134. [Beek]

JAFFA

Zie Jafo.

< >