Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

HIERONYMUS

betekenis & definitie

Hieronymus (‘Ιερωνυμος), griekse en latijnse eigennaam. Vermelding verdienen:

1. Hieronymus van Cardia, griekse geschiedschrijver uit de tweede helft van de 3e eeuw vC, vriend van → Eumenes (1) van Cardia en na diens dood in 316 vC als hoge ambtenaar in dienst van Antigonus (1) Monophthalmus, diens zoon Demetrius (1) Poliorcetes en kleinzoon Antigonus (2) Gonatas. Hieronymus zou 104 jaar oud geworden zijn. Zijn geschiedenis van de → diadochentijd, waarvan slechts fragmenten over zijn en de titel niet vaststaat, behandelde de periode van Alexanders dood (323) tot minstens de dood van Pyrrhus (272); zij was het eerste geschiedwerk waarin ook een beschrijving van de oudste geschiedenis van Rome was opgenomen. Het werk, dat zijn waarde vooral ontleende aan het feit dat het voor het grootste deel op persoonlijke waarnemingen berustte en aan zijn sobere stijl, werd door veel latere geschiedschrijvers als bron gebruikt, o.a. door → Diodorus, Arrianus, Nepos en Plutarchus.

Lit. Fragmenten bij F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker 2 B (Berlin 1929v = Leiden 1962) no. 154. - ld. (PRE 8, 1540-1560 = Griechische Historiker, Stuttgart 1956, 245vv). T. S. Brown, H. of Cardia (American Historical Review 52, 1947, 684w).

2. Hieronymus van Rhodus, peripatetisch wijsgeer en literatuurhistoricus uit de 3e eeuw vC, die zijn leven doorbracht in Athene. Hieronymus scheidde zich van de officiële peripatos af; door zijn opvatting dat het hoogste goed in afwezigheid van lijden bestaat stond hij dichter bij het → hedonisme van de cyrenaici en de epicuristen. In zijn Περι ποιητων (De dichters) verzamelde hij een grote hoeveelheid biografisch materiaal.

Lit. Fragmenten bij F. Wehrli, Die Schule des Aristoteles 10 (Basel 1959) 1-44. - Daebritz (PRE 8, 1561-1564).

3. Hieronymus van Syracuse, kleinzoon van → Hiero II, die hij op 15-jarige leeftijd opvolgde als koning van Syracuse (215 vC). Reeds in de zomer van 214 viel hij als slachtoffer van een samenzwering. [Nuchelmans]
4. Hieronymus van Stridon.
I. Leven

Sophronius Eusebius Hieronymus (ca. 347 Stridon, Dalmatië - 419/420 Bethlehem) stamde uit een welgestelde christelijke familie en ontving zijn opleiding te Rome, onder andere van de grammaticus → Donatus. Rufinus van Aquileia was zijn medeleerling. Met de klassieke auteurs raakte Hieronymus zeer vertrouwd. Na een verblijf te Trier ging hij te Aquileia temidden van gelijkgezinden een ascetisch leven leiden. In 373/374 wilde hij naar leruzalem pelgrimeren, maar een ernstige ziekte hield hem lange tijd in Antiochië op, waar hij voordrachten hoorde van Apollinaris van Laodicea en perfect Grieks leerde. Van ca. 375-378 leefde hij in de woestijn Chalcis bij Antiochië, waar een monnik van joodse afkomst hem in het hebreeuws onderrichtte.

Door Paulinus, bisschop van Antiochië, werd hij tot presbyter gewijd. In Constantinopel hoorde hij voordrachten van Gregorius van Nazianze.

Van 383-385 was Hieronymus als secretaris en vriend van paus Damasus te Rome. In opdracht van de paus begon hij hier aan een revisie van latijnse bijbelteksten. Tot de ascetische kring rondom hem behoorden ook adellijke dames als Marcella, Paula en Eustochium (dochter van Paula). Na de dood van Damasus (384) begaf H. zich naar de heilige plaatsen in Palestina, bezocht een maand lang → Didymus de Blinde, bracht een bezoek aan de monniken van de Nitrische woestijn en kwam in 386 in Bethlehem, waar hij tot zijn dood als kluizenaar leefde. Met Paula’s steun werden er drie vrouwenkloosters en een mannenklooster gesticht, verder een kloosterschool waar hij over een grote bibliotheek kon beschikken. Hieronymus raakte verwikkeld in verschillende conflicten: met bisschop Iohannes van leruzalem en zijn jeugdvriend Rufinus, Iovinianus (393), Vigilantius (404) en Pelagius (na 415).

Hieronymus was een moeilijk, prikkelbaar mens, die dikwijls hard en scherp in zijn polemiek kon zijn. Maar hij was eerlijk in zijn energieke vrijmoedigheid tegen mistoestanden en zijn streven naar ascetische idealen. Hieronymus was de geleerdste van de kerkvaders (filoloog en veelweter); zijn wetenschappelijk werk is van grote waarde. De wetenschap van Grieken en joden gaf hij door aan het westen. Hij was echter allerminst een speculatief theoloog als zijn tijdgenoot Augustinus.

II. Werken

Te Rome begon Hieronymus in 382 met een herziening van de latijnse evangelietekst met behulp van de griekse tekst (zie Bijbel II.B.5d en III). In 384 maakte hij een vluchtige herziening van het psalterium naar het grieks. In Bethlehem begon Hieronymus met een herziening van de hele tekst van het OT naar de LXX-tekst van Origenes’ → Hexapla, waarbij ook rekening werd gehouden met de hebreeuwse grondtekst. Volledig zijn bewaard het boek Job en de psalmen (Psalterium Gallicanum genoemd omdat het in Gallië voor het eerst in de liturgie werd gebruikt). In 391 begon Hieronymus met een vertaling (gedeeltelijk revisie) van het OT op grond van de hebreeuwse grondtekst. Dit werk duurde tot 406.

Van de deuterocanonische geschriften werden slechts Tobias en Judith vertaald. Volgens Hieronymus is slechts de hebreeuwse oertekst, niet de LXX, geïnspireerd. Hij aanvaardde ook niet de oorspronkelijk in het grieks geschreven boeken van de LXX als tot de canon behorend. Hieronymus hield bij zijn bewerking/vertaling op praktische gronden ook rekening met de traditionele tekstvormen. Hij vertaalde minder woordelijk en stilistisch verzorgder dan de Vetus Latina-vertalers. Een zekere invloed van rabbijnse tradities is in zijn werk, waarin in stilistisch opzicht ook een zekere evolutie te bespeuren is, merkbaar.

Aanvankelijk stuitte Hieronymus’ werk op veel tegenstand. Het werd echter reeds spoedig voor revisie van oud-latijnse bijbelhandschriften gebezigd. Ca. 600 bezat deze tekst gelijke rechten en in de karolingische renaissance heeft hij de vroegere vertalingen geheel verdrongen. De naam → Vulgata (editio: de algemeen verspreide uitgave) werd eerst sedert de 13e eeuw gangbaar (zie Vetus Latina).

Vóór het conflict rondom Origenes vertaalde Hieronymus een reeks werken van hem: 14 homilieën over Jr, 14 over Ez, 2 op het Hl, 39 over Lc, 8 over Js. De door hem in 398 als Origenestegenstander vervaardigde vertaling (tegen Rufinus gericht) van de 4 boeken De principiis is verloren gegaan. In 380 maakte Hieronymus een vrije bewerking van het tweede deel van de kroniek van Eusebius (voortgezet tot 378; het werk beheerste de chronologie van de middeleeuwen), alsmede van diens Onomasticon (De situ et nominibus locorum hebraicorum). Van → Didymus vertaalde Hieronymus het in het origineel verloren gegane geschrift De spiritu sancto (392). In 404 maakte hij een vertaling van de monniksregels van Pachomius, Theodorus en Horsiesi (Orsiesius), alsmede van hun brieven.

De bijbelcommentaren van Hieronymus bevatten een neerslag van de vroegere exegetische literatuur. Ze getuigen van een grote kennis, zijn echter dikwijls onverzorgd van vorm en on-af door te haastig werken. De psalmcommentaren (Commentarioli), de commentaren op Pr en de afzonderlijke profeten (Jr slechts 1- 32) zijn sterk door Origenes geïnspireerd. In 381 schreef Hieronymus een allegorische verhandeling De visione Isaiae (= epistula 18), ca. 397 een historische verklaring van de tien vizioenen in Js 12-23. De Quaestiones hebraicae in Genesin maken duidelijk dat Hieronymus de inspiratie van de LXX-tekst niet meer aannam. In 387-389 verklaarde hij 4 brieven van Paulus (Phil, Gal, Eph, Tit) en in 398 schreef hij een commentaar op Mt.

Hieronymus bewerkte de commentaar op de Openb van → Victorinus van Pettau, waarin hij de chiliastische verklaringen schrapte. Verder zijn 85 preken voor zijn kloostergemeente in Bethlehem opgetekend: twee reeksen psalmenhomilieën, over Mc en over afzonderlijke bijbelteksten.

Tot de dogmatisch-polemische werken behoort (samenhangend met de bestrijding van Origenes) de zeer persoonlijke polemiek tegen Iohannes van Jeruzalem: Contra Ioannem Hierosolymitanum (396) en 3 boeken Apologia adv. libros Rufini (401-402). Verder Adversus Helvidium de perpetua virginitate b. Mariae (383), Altercatio Luciferiani et orthodoxi, Adversus Iovinianum in 2 boeken (verdediging van ascetisme), Contra Vigilantium (406; verdediging van het monniksideaal, van heiligen- en relikwieënverering), Dialogi contra Pelagianos libri tres.

Onder zijn historische werken dateert De viris illustribus, een kataloog van leven en werken van 135 christelijke schrijvers (ook haeretische) uit 392. De titel is ontleend aan een gelijknamig werk van Suetonius (christelijk pendant van heidense katalogen). De voornaamste bron is de Kerkgeschiedenis van Eusebius, voor de 4e eeuw putte Hieronymus meest uit eigen gegevens. Het werk is de eerste oudchristelijke literatuurgeschiedenis los van de kerkgeschiedenis. Hieronymus schreef drie vrij legendaire monniksvitae: Vita Pauli (uit het egyptische Thebe), Vita Malchi (uit de Chalcis-woestijn), Vita Hilarionis (uit Palestina). Van Hieronymus’ brieven zijn er ca. 120 echt (in de verzamelingen bevinden zich ook de aan Hieronymus gerichte brieven). Zij waren voor publicatie bestemd en ze zijn historisch belangrijk, inhoudelijk interessant en wat de vorm betreft voortreffelijk afgewerkt.

Lit. Uitgaven: D. Vallarsi 1-11 (Verona 1734-1742; 1766- 17722). MPL 22-30 (herdruk van de uitg. van Vallarsi). In het Corpus Christianorum zijn verschenen (tot en met 1970) de delen 73, 73A, 74, 75, 75A, 76, 76A, 77, 78. In CSEL zijn verschenen 54-56 (Epistulae d. I. Hilberg) en 59,2 (In Hiere- miam d. S.

Reiter). Vulgaateditie door de monniken van S. Girolamo te Rome (deel 1-12, sedert 1926); verder door anderen ed. in 2 delen (Stuttgart 1969). G. Morin, Commentarioli in psalmos; Tractatus sive homiliae (= Anecdota Maredsolana 3, 1-3; Maredsous 1895, 1897, 1903). F. Wutz, Onomastica sacra (Leipzig 1914).

J. Fotheringham, Chronici canones (London 1923). G. Herding, De viris illustribus (Leipzig 1924). J. Labourt, St. Jérôme, Lettres 1-8 (Paris i949-1963; met franse vert.).

H. Leclercq (DAL 7, 2235-2304). - G. Griitzmacher, H. 1-3 (Berlin 1906-1908). F. Cavallera, S. Jérôme 1-2 (Louvain/ Paris 1922). Sister M. J. Kelly, Life and Time as revealed in the Writings of St. Jerome exclusive of his Letters (Washington 1944). P. Steur, Het karakter van Hieronymus bestudeerd in zijn brieven (Nijmegen 1945). A. Penna, Principi e carattere dell’ esegesi di S. Girolamo (Rome 1950). R. Eiswirth, H.’ Stellung zur Literator und Kunst (Wiesbaden 1955). H. Hagendahl, Latin Fathers and the Classics (Göteborg 1958). J. Steinmann, S. Jérôme (Paris 1958). D. S. Wiesen, St. Jerome as a Satirist (Ithaca 1964). G. Q. A. Meershoek, Le Latin biblique d’après S. Jérôme (Nijmegen/Utrecht 1966). P. An- tin, Recueil sur S. Jérôme (Bruxelles 1968). [Bartelink]

< >