Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

HIËRODOULEN

betekenis & definitie

Hiërodoulen waren soms mannelijke, maar vooral vrouwelijke personen, die zich reeds in de Isis- en Istar-heiligdommen van Egypte en Mesopotamië (vgl. Herod. 1,199; Bar 6,42) en vooral in de Astarte-heiligdommen van Kanaan leenden voor de z.g. cultus- of tempelprostitutie, waarbij knapen in ruil voor hun diensten aalmoezen voor de godin inzamelden en meisjes langs de weg (Gn 38,21v; Jr 3,2) of in de heiligdommen (Hos 4,14) geld (’hoeren’- of ’honden’- loon) ontvingen en aan het heiligdom afdroegen (Dt 23,18v; Hos 9,1; Mich 1,7).

In het babylonisch-assyrische (niet in het israelitische) recht was de positie van de vrouwelijke hiërodoulen (qadistu = de ’cultisch reine’, oorspronkelijk een benaming van de godin Istar zelf) erkend en uitvoerig geregeld (CH § 178-184 of Leg.Assyr. § 41 r. 61-65). Onder kanaanitische invloed drong dit misbruik ook in de israelitische cultus door.Lit. H. Lesêtre (DB 5, 765-773). F. Hauck/W. Schulz (ThW 6, 579-595).

J. P. Asmussen, Bemerkungen zur sakralen Prostitution im A.T. (Stud. Theol. 11, 1957, 167-192). [v. d. Bom]

< >