Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

GIDEON

betekenis & definitie

Gideon (hebr. gid'on: gewoonlijk verklaard als 1199 ’houwdegen’, volgens Noth 22718: de met de gewonde hand), een van de z.g. grote Richteren (Ri 6-8).

Vele critici onderscheiden in deze groep van verhalen twee tradities; een aangaande een heterodoxe Gideon die met driehonderd man de midjanitische koningen versloeg, en een andere aangaande een orthodoxe Gideon die met behulp van verschillende israelitische stammen Oreb en Zeëb vernietigde. Ps 83,12 veronderstelt de tegenwoordige vorm van het bijbelse verhaal. Andere toespelingen vindt men in Js 9,3; 10,26. Abimelech (2).Lit. D. Daube, Gldeon's Few (Joum. Jew. St. 7, 1956, 155-161). A. Penna, Gedeone e Abimelec (Bibbia e Oriente 2, 1960, 136-141). B. Lindars, Gideon and Kingship (JThS N.S. 16. 1965, 315-326). [v. d. Bom]

< >