Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ECHO

betekenis & definitie

Echo (Εχω), personificatie van het natuurverschijnsel.

In de mythologie bestonden over de boeotische bergnimf Echo drie verhalen:1. Echo hield Hera bezig terwijl haar gemaal Zeus de andere nimfen het hof maakte. Daarvoor zou Hera Echo in zoverre het gebruik van haar tong ontnomen hebben dat ze alleen nog iemands laatste woorden kon herhalen.
2. Echo kwijnde weg door een onbeantwoorde liefde voor de knappe jongeling → Narcissus, totdat alleen nog haar stem overbleef.
3. Echo werd vergeefs bemind door de god → Pan, die haar tenslotte door krankzinnig geworden herders liet verscheuren, waarna de aarde de stukken verborg, die nog geluiden kunnen nabootsen.

Lit. Ovidius, Metamorfosen 3, 339-510. - L. von Sybel (Roscher 1, 1213v). O. Waser (PRE 5, 1926-1930). [Nuchelmans]

< >