Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

DOSITHEUS

betekenis & definitie

Dositheus (Δοσιθεος), griekse eigennaam:

1. Dositheus van Pelusium (3e eeuw vC), griekse in Alexandrië werkzame astronoom, leerling van → Conon (2). Hij bestudeerde vooral de vaste sterren. De grote wiskundige Archimedes droeg enkele van zijn geschriften aan Dositheus op.

Lit. F. Hultsch (PRE 5, 1607 v).

2. Dositheus Magister (4e eeuw nC), auteur van een tweetalige latijnse grammatica voor het onderwijzen van latijn aan Grieken. De latijnse tekst is nauw verwant met die van de grammatica’s van → Charisius en Diomedes (3). Ten onrechte stonden vroeger op naam van Dositheus de z.g. Hermeneumata of Interpretamenta pseudodositheana, die in sommige handschriften aan de grammatica van Dositheus toegevoegd werden. Van dit anonieme, vermoedelijk uit de 3e eeuw nC daterende werk, dat latijns-griekse woordenlijsten en oefenstukken voor allerlei gespreksonderwerpen bevat, is slechts een deel bewaard gebleven.

Lit. Uitgaven: H. Keil, Dosithei Ars grammatica (Grammatici Latini 7, Leipzig 1880, 376-436). J. Tolkiehn, Dosithei Ars grammatica (Leipzig 1913). G. Goetz, Hermeneumata Pseudodositheana (Corpus Glossariorum Latinorum 3, Leipzig 1892, 1-72). - G. Goetz (PRE 5, 1606). [Nuchelmans]

3. Dositheus, gnosticus uit de 2e eeuw, door Hippolytus van Rome in zijn verloren gegaan werk ’Tegen alle ketterijen’ of ’Syntagma’ vermeld (zie Photius, Bibliotheca 121). [Bartelink]

< >