Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CHEPHREN

betekenis & definitie

Chephren, derde of vierde koning van de 4e dynastie, ca. 2590.

Herodotus’ transcriptie Χεφρην (2,127) gaat terug op een vorm h'i.f-r' (Chaëfre) hoewel de naam misschien Rechaëf werd gelezen. Over hem is nog minder bekend dan over zijn vader Cheops. Hij was de bouwer van de 2e piramide van Glza, waarvan de daltempel uit kolossale granieten blokken werd opgetrokken. Hier werden door A. Mariette in 1860 de fragmenten van tien beelden van de koning in een put ontdekt. Onder deze geldt het éne gave diorieten beeld terecht als een der pronkstukken van het Museum te Kairo (ANEP 377). De in de nabijheid gelegen sfinx werd bijna zeker op bevel van Chephren uit de rots uitgehouwen. Na hem traden waarschijnlijk twee halfbroers, de later als wijze vereerde Djedef-Hor en Baëfre, als usurpatoren op en hadden een kortstondige regering. De koningstij sten vermelden als opvolger van Ch. zijn zoon Menkaure-Mykerinos. [Vergote]

< >