Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

BYBLOS

betekenis & definitie

Byblos (hebr. gebal), oude phenicische stad, in egyptische teksten (kbn en kpn[y]) en de Amarnabrieven (gubla) genoemd, het tegenwoordige gebel, aan de kust van de Middellandse Zee tussen Tripoli en Beyrouth.

Byblos wordt opvallenderwijze slechts driemaal in het OT genoemd (in het NT in het geheel niet): Joz 13,5; Ez 27,9 (roemt de bekwaamheid van de bewoners op het gebied van scheepsbouw) en 1Kg 5,18 (onzekere tekst). Dit wijst er op dat Byblos niet op Palestina, maar op overzeese gebieden georiënteerd was.Reeds in het 4e millennium was Byblos het commerciële middelpunt van de phenicische kust, ook bekend in Mesopotamië (E. Sollberger, Byblos sous les rois d’Ur, AfO 19,1959,120vv). De Egyptenaren betrokken er hout (voor hun schepen) en koper; ze importeerden er papyrus; in die tijd was Byblos praktisch een egyptische stad. Het einde van het 3e millennium was een tijd van onrust en verval; Byblos was toen een vazal van Egypte onder eigen bestuur. In de Amarnatijd was Rib-Addi koning van Byblos; in zijn brieven aan AmenhotepIII en IV vroeg hij hulp tegen vreemde indringers. In de 13e (volgens anderen 11e of 10e eeuw) was Achiram koning van Byblos; zijn sarcofaag, in 1925 ontdekt, draagt de bekende, met phenicische letters geschreven inscriptie van (')tb’l (Ithobaäl) uit Byblos; afb. in ANEP 456vv; RB 34,1925,PI. 8; beschrijving ib. 183w; de tekst ook in AOT 40; ANET 504b; vgl. ook M. Haran (IEJ 8,1958,15-25). Bij latere opgravingen werden nog drie inscripties gevonden, misschien alfabetisch, nog niet ontcijferd, en een pseudo-hiërogliefische of pictografische inscriptie, misschien daterend van 2280 (vgl. Syr 11,1930,1-10; afb. ANEP nr. 287). Het aantal van deze inscripties is intussen gestegen tot tien; E. Dhorme heeft getracht ze te ontcijferen (CRAIL 1946,360-365; 472-479; vgl. JbEOL 10,1945/48,399-405; kritiek daarop door G. Janssens in La Nouvelle Clio 7-9,1955/ 57,361-377). Verder is er nog gevonden een alfabetische inscriptie uit de 14e (vgl. Muséon 49,1936,85-98; W. F. Albright, BASOR 116,1949,12-14) en een uit de 13e eeuw (Buil. Musée Beyrouth 2,1938,99107). Een samenvattend overzicht vindt men in M. Dunand, Byblia Grammata, Documents et recherches sur le développement de l’écriture (Beyrouth 1945), een werk dat een uitgebreide, deels polemische literatuur opgeroepen heeft (vgl. RB 53,1946, 459-468; JAOS 67,1947,153-160; BiOr 5,1948,7383); zie Alfabet.

In de 12e eeuw begon Byblos de invloed van de z.g. zeevolken (zie Filistijnen) te voelen; in de 8e eeuw werd het door de Assyriërs, in 537 door de Perzen veroverd; in het perzische rijk vormde Byblos een stadstaat en provincie van de 5e satrapie. Uit de 5e eeuw dateren de inscripties van jhwmlk; afb. ANEP nr. 477; engelse tekst ANET 499a en 502a; duitse tekst AOT 446. Later kwam Byblos onder seleukische, tenslotte onder romeinse heerschappij. Uit dit Byblos was afkomstig Herennius Philo of Philo Byblius, die ten tijde van keizer Hadrianus ’Over de joden’ schreef (fragmenten bewaard bij Eusebius). Over een hogepriester van Dionysus zie H. Seyrig (Syr 31,1954,68-73). Intussen was de economische betekenis van de stad voornamelijk tengevolge van roofbouw op Libanonceders en de daardoor verminderde houtuitvoer aanmerkelijk gedaald.

De betekenis van Byblos als religieus middelpunt dateert van het 3e millennium. De goden van Byblos werden tot in Egypte vereerd; de Egyptenaren bouwden er op hun beurt tempels en localiseerden in Byblos zelfs hun mythen. Zo zou de kist van Osiris, die door zijn broer gedood was, te Byblos aangespoeld zijn; zijn zuster Isis zou hem vandaar naar Egypte overgebracht hebben. De Isis/Adonis/Osiris-mythe wilde de wisselgang der seizoenen verklaren; de Adonis-tempel in Byblos was beroemd, vooral in romeinse tijd. Opgravingen zijn sinds 1921 ondernomen door P. Montet, opgevolgd door M. Dunand. Een luchtfoto van het opgravingsterrein in ANEP nr. 709. Aan het licht kwamen een deel van de phenicische stadsmuren, die ten zuiden van de tegenwoordige en grieksromeinse stad gelegen hebben, en twee tempels. De eerste is door de Egyptenaren in het 3e millennium gebouwd. Hij was toegewijd aan de godin van Byblos en is later in brand gestoken. De tweede dateert van enige eeuwen later. Verder werden verschillende koningsgraven ontdekt, o.a. het reeds genoemde graf van Achiram.

Lit. P. Montet, B. et l’Égypte. Quatre campagnes de fouilles è Gebeil 1921/24 (Paris 1928; Atlas 1929; vgl. RB 40, 1931, 276-291). M. Dunand, Fouilles de Byblos 1, 1926/32 (Atlas; Paris 1937; Texte: ib. 1939) 2, 1933/38 (ib. Texte 1954; Planches 1950). Id., Chronologie des plus anciennes installations de B. (RB 57, 1950, 583-603). Id., Fouilles de Byblos 1950/58 (vgl. W. F. Albright, BASOR 155, 1959, 31-34). Id., Byblos, son histoire, ses ruïnes, ses légendes (Paris 1964). R. Dussaud, Byblos et la mention des Giblites dans l’A.T. (Syr 4, 1923, 300-315; 5, 1924, 388). E. J. Wein/R. Opificius, 7000 Jahre B. (Nürnberg 1963). S. H. Hom, Byblos in Ancient Records (Andrews Univ. Seminary St. 1, 1963, 52-61). [v.d. Born]

< >