Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ATLAS

betekenis & definitie

Atlas (Ατλας), naam van twee figuren uit de griekse mythologie en van een gebergte in Noord-Afrika:

1. Atlas, een van de Titanen, zoon van Iapetus en Oceanus’ dochter Clymene, broer van Menoetius, Prometheus en Epimetheus. Atlas nam deel aan de strijd van de →Titanen tegen Zeus, die hem als straf hiervoor opdroeg de hemel te torsen. Perseus zou hem, door hem de Medusa-kop te tonen, tot het Atlas-gebergte versteend hebben.

Atlas was de vader van vele dochters: bij Hesperis van de Hesperiden, bij Pleïone van de Pleiaden en Hyaden; verder was hij de vader van Calypso en van Maia, de moeder van Hermes. Ten behoeve van → Heracles haalde Atlas uit de tuin der Hesperiden drie gouden appels, terwijl intussen Heracles de hemel droeg.

De figuur van de hemeltorsende Atlas heeft vanaf oude tijden de beeldende kunstenaars geïnspireerd; zij komt reeds voor op een laconische schaal uit de 6e eeuw vC (thans in het Vaticaans Museum). Bekend is ook een metope van de Zeus-tempel in Olympia (ca. 470 vC) waarop Atlas aan Heracles de appels der Hesperiden toont.

In de architectuur heten atlanten (of telamonen) de mannelijke gestalten die balken of architraven schragen.

Lit. Hesiodus, Theogonie 517-525. Ovidius, Metamorfosen 4, 627-662. - K. Wernicke (PRE 2, 2119-2133). P. E. Arias (EAA 1, 882-884). - L. Curtius, Interpretationen von sechs griechischen Bildwerken (Bern 1947).

2. Atlas zoon van Poseidon en Clito, koning van het ijk → Atlantis. Atlas was de oudste van tien kinderen - vijf tweelingen - aan wie Clito het leven schonk; hij en zijn nakomelingen hadden de opperheerschappij over de tien vorstendommen waarin het rijk verdeeld was. [Suys-Reitsma]
3. Atlas, griekse, latijnse en moderne naam voor de

geweldige bergketen die zich in Noord-Afrika vanaf kaap Nun tegenover de Kanarische eilanden tot aan de oostkust van Tunesië uitstrekt; de naam Atlas, die misschien een volksetymologische verbastering is van een inheems woord adrar dat ’gebergte’ betekent (zie Atlas 1), werd echter in de Oudheid zelden voor de hele keten gebruikt, maar had meestal alleen betrekking op het westelijke deel. De totale lengte bedraagt ca. 2000 km, de hoogste top meet 4165 m. De Atlas vormde de zuidgrens van de romeinse gebieden in het westen van Noord-Afrika, die de vruchtbare noordelijke uitlopers van het gebergte omvatten (zie Africa). De beschrijvingen die we uit de Oudheid bezitten zijn over het algemeen zeer gebrekkig. Pas in de 1e eeuw nC slaagde een Romein, Suetonius Paulinus, erin het gebergte over te steken en werd het wat beter bekend. [Nuchelmans]

< >