Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

BACCHANTEN

betekenis & definitie

Bacchanten of Bacchae (Βακχαι), ook maenaden (μαιναδες) of thyiaden (Θυιαδες) genoemd, heetten in Griekenland de vrouwen die aan de → orgia ter ere van Dionysus (Bacchus) deelnamen.

Deze werden ’s nachts in de bergen gevierd bij fakkellicht en onder wild geschreeuw. De bacchanten, in thiasi (θιασοι) gegroepeerd, waren gekleed in lange mantels waarover ze reeënvellen droegen; ze hadden loshangende haren, waren met klimop bekranst en droegen een thyrsusstaf in de hand. Ze geraakten in extase, waardoor volgens hun opvatting de mens uit zichzelf treedt en tot een god wordt. In beschrijvingen lezen we dat de bacchanten na een wervelende dans uitgeput op de grond vielen. In hallucinatie meenden ze dat stromen melk en honing uit de bodem te voorschijn kwamen; ze grepen een of ander dier, verscheurden het en aten het op (omofagie). Dit dier belichaamde de godheid zelf; vandaar dat men het vel van het gedode dier droeg.Volgens sommigen dient met de bacchanten te zien als in oorsprong bosnimfen en vegetatiegeesten. Nilsson acht dit weinig waarschijnlijk: Dionysus heeft niets van doen met de agrarische vruchtbaarheid; de bacchanten zijn volgens hem tot mythische personen geworden vereersters van de god.

In de mythe vergezelden bacchanten Dionysus op zijn tocht uit het Oosten via Thracië naar Griekenland. De thebaanse vrouwen sloten zich bij hem aan. De bacchanten verscheurden Pentheus en Orpheus. Op ceramiek (o.a. op de zwartfigurige krater van Lydus in he Metropolitan Museum in New York, 6e eeuw vC) en op wandschilderingen vinden we de bacchanten dikwijls afgebeeld in gezelschap van satyrs en silenen. De beroemde maenade van Dresden is een kopie van een werk van Scopas. Een belangrijke bron voor onze kennis is Euripides’ drama Bacchae. Sedert de 4e eeuw vC ontstonden tal van colleges die zich aan de mystische dienst van Bacchus wijdden; ook mannen namen wel aan deze cultus deel. De staat poogde door officiële voorschriften de eredienst een gematigder vorm te geven, zodat het orgiastische element geleidelijk werd teruggedrongen.

Lit. E. Marbach (PRE 14, 561-575 s.v. Mainades). Id., (PRE 6 A, 684-692 S.V. Thyiaden). E. Simon (EAA 4, 1002-1013). M. P. Nilsson, Geschichte der griechischen Rellglon 12 (München 1955) 568-578. - H. Jeanmaire, Dionysos. Histoire du culte de Bacchos (Paris 1951). E. R. Dodds, Maenadism in the Bacchae (The Greeks and the Irrational, Berkeley/Los Angeles 1951, 270w). M. P. Nilsson, Dionysiac Mysteries in the Hellenistlc and Roman Age (Lund 1957). [Bartelink]

< >