Kosmische oergod, die vanzelf ontstond en uit de oeroceaan te voorschijn kwam te On-Heliopolis.
Toen hij in Nûn geen plaats vond waarop hij staan kon, werd hij hoog als een heuvel. Op deze heuvel, die door de benben-steen verzinnebeeld wordt, ging hij staan en verwekte het godenpaar Sju en Tefnut. Samen met dezer kinderen en kleinkinderen vormde Atum de Enneade van Heliopolis, die als model diende van soortgelijke godengroeperingen in de andere theologische systemen. Zijn naam Itm werd geïnterpreteerd als ’de nog niet voltooide, die zich zal voltooien’. Als kosmische god werd hij onder mensengedaante, als koning, voorgesteld, soms ook als skarabee (Cheprer) of als slang (ANEP nr. 571). Zijn bemiddelaar was de Mnevis-stier. Zeer vroeg werd hij met Re gelijkgesteld onder de naam Rë-Atum; in tegenstelling met de morgenzon Re-Harachte is hij de ondergaande zon, voornamelijk in steden op de westelijke oever van de Nijl: Letopolis, Heracleopolis, Edfu. Toch waren nog in de 8e eeuw vC de tempels van Atum en van Re te Heliopolis gescheiden.Lit. RAR 71-74. [Vergote]