Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ASCLEPIADES

betekenis & definitie

Asclepiades (Ασκληπιαδης), veel voorkomende griekse eigennaam.

Vermelding verdienen:1. Asclepiades van Samos (ca. 300 vC), beroemde griekse epigrammendichter, tijdgenoot van Callimachus en Theocritus, welke laatste hem als een groot dichter prijst. Van Asclepiades is in de → Anthologia Palatina een veertigtal puntdichten bewaard gebleven. Verschillende hiervan behoren tot het genre van het παρακλαυσιθυρον (klaaglied door een minnaar gezongen voor de gesloten deur zijner geliefde), dat bij de huidige stand van onze kennis door Asclepiades voor het eerst gebruikt is. Sommige van zijn epigrammen zijn uitgedijd tot korte elegieën of gaan op een → mimus lijken. De poëzie van Asclepiades, die uitmunt door oorspronkelijkheid en levensechtheid en geschreven is in een elegante, maar eenvoudige taal, had grote invloed op de latere griekse epigrammendichters en bij de Romeinen o.a. op Ausonius.

Naar Asclepiades zijn de versus asclepiadeus maior en minor

genoemd, die reeds bij Sappho en Alcaeus voorkomen maar vooral door Horatius bekend zijn geworden.

Lit. R. Reitzenstein (PRE 2, 1625-1627). - W. M. Wallace, Asclepiades of Samos (Oxford 1941). L. A. Stella, Cinque Poeti dell’Antologia Palatina (Bologna 1949).

2. Asclepiades van Prusa in Bithynië, invloedrijke en zeer geziene griekse arts die praktijk uitoefende in Rome en daar ca. 40 vC op hoge leeftijd stierf. Asclepiades had grote belangstelling voor wijsbegeerte en fundeerde zijn geneeskunde op de atoomtheorie: een storing in de normale beweging der atomen veroorzaakte volgens hem ziekte. Bij zijn therapie prefereerde hij diëten, massage, heilgymnastiek en chirurgische ingrepen boven medicamenten. Zijn talrijke geschriften zijn alle verloren gegaan.

Lit. M. Wellmann (PRE 2, 1632v). - H. von Vilas, Asklepiades von Bithynien (Wien 1903). R. M. Green, Asclepiades. His Life and Writings (New Haven 1955).

3. Asclepiades van Myrlea in Bithynië, griekse filoloog, geograaf en historicus (ca. 100 vC), leerling van → Dionysius Thrax. Zijn verloren gegane hoofdwerk over systeem en geschiedenis der filologie heeft sporen nagelaten in de grammaticale gedeelten van Quintilianus’ Institutio oratoria. [Nuchelmans]

< >