Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ANTIPHILUS

betekenis & definitie

Antiphilus (Αντιφιλος), griekse eigennaam van onder meer:

1. Antiphilus van Athene, opperbevelhebber van de griekse strijdmacht in de z.g. → lamische oorlog (323 vC).
2. Antiphilus van Egypte, griekse schilder uit de 2e helft van de 4e eeuw vC, tijdgenoot en vijand van Apelles. Hij werkte aan het hof van de Ptolemaeën te Alexandrië. Berichten uit de Oudheid beschouwen hem als een zeer begaafd kunstenaar, die in vele opzichten baanbrekend werk verrichtte. Zo zou hij de contouren van zijn figuren vervaagd en met sterke lichtaccenten gewerkt hebben. Daartoe gebruikte hij encaustische wasverf, die een rijker coloriet mogelijk maakte dan de gebruikelijke procédés. Ook karikaturen (γουλλοι) worden aan Antiphilus toegeschreven. Er zijn geen werken van hem bewaard.

Lit. F. Magi (EAA 1, 438v). - A. de Capitani D’Arzago, La ’’Grande Pittura greca dei secoli V e IV a.C. (Milaan 1945) 88-91. W. Binsfeld, Giylloi (Diss. Köln 1956).

3. Antiphilus van Byzantium, grieks epigrammendichter, van wie een vijftigtal puntdichten bewaard zijn gebleven in de → Anthologia Palatina, o.a. een op Tiberius’ verblijf op Rhodus (5 vC - 2 nC) en een op de door Agrippa aangelegde dam van Puteoli (Anth. Pal. 9, 178 en 7, 379). Antiphilus stijl is zeer gekunsteld. Hij houdt van verrassende wendingen, evenals de romeinse dichter Martialis, die door Antiphilus beïnvloed schijnt te zijn.

Lit. K. Prinz, Martial und das griechische Epigramm (1911). K. Müller, Die Epigramme des Antiphilos von Byzanz (1935).

[Nuchelmans]

< >