Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

AI

betekenis & definitie

Ai (hebreeuws ha’aj: de ruïneheuvel) was volgens de in Joz 7,2-8,29 bewaarde overlevering een kanaanitische stad, die door Jozua veroverd en ‘tot een puinhoop voor altijd’ gemaakt werd.

De stad wordt gelokaliseerd ten zuidoosten van Bethel op een plaats, die door de Arabieren Et-Tell genoemd wordt. De Abrahamtraditie legde een verband tussen Ai en Bethel (Gn 12,8 en 13,3). Opgravingen in Et-Tell hebben aangetoond, dat hier ca. 2500 een stad uit de vroege bronstijd heeft gebloeid, die reeds vóór 2000 in puin lag. Afbeelding van een merkwaardig cultusvoorwerp in ANEP nr. 584. Eerst weer in een periode, lang na de verovering van het land door Jozua, bestond op dezelfde plaats een kleine nederzetting. Daarom houdt men het bericht in Jozua voor een aetiologische sage, die bij Ai werd overgeleverd (school Alt-Noth), of de lokalisatie voor betwistbaar (Albright).Lit. J. Marquet-Krause, Les Fouilles de 'Ay (Et-Tell) (Paris 1933-1935, 1949). A. Alt, Jozua (Kleine Schriften 1, München 1953, 176-192). J. Grintz, 'Ai which is beside Beth-Aven’. A re-examination of the identity of 'Ai (Bb 42, 1961, 201-216). [Beek]

< >