Aeolus (Αιολος), griekse eigennaam:
1. Aeolus, in de griekse mythologie de door Zeus aangestelde meester der winden, zoon van Hippotes (Ιπποταδης). Hij leidde op het ontoegankelijke, met een ijzeren muur omgeven, drijvende eiland Aeolia (zie Aeolische eilanden) met zijn vrouw en zijn twaalf kinderen - zes zonen en zes dochters, die met elkaar gehuwd waren - een gelukkig leven en verkreeg van de goden met recht aan hun maaltijden aan te zitten. Aeolus nam de zwervende Odysseus gastvrij op en gaf hem de tegenwinden, veilig opgeborgen in een zak, mee; toen Odysseus sliep, konden zijn makkers hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en keken vlak voordat zij hun vaderland bereikten in de zak: de winden ontsnapten en ontketenden een storm met het gevolg dat Odysseus naar Aeolia teruggedreven werd en daar door Aeolus bars verjaagd werd. Er zijn geen aanwijzingen dat Aeolus ergens een eredienst had.
Lit. Odyssee 10, 1-76. Vergilius, Aeneïs 1, 50-141.
2. Aeolus, legendarische eponieme stamvader van de Aeoliërs, zoon van Hellen en de nimf Orseïs, kleinzoon van Deucalion en Pyrrha. Aeolus’ broers Doms en Xuthus trokken naar den vreemde, terwijl Aeolus zijn vaderlijk erfdeel in Thessalië ontving. Zijn gemalin Enarete schonk hem zeven zonen en vijf of meer dochters: → Athamas, Cretheus, Deïon, Magnes, Periëres, → Salmoneus en → Sisyphus; → Alcyone, Calyce, Canace, Perimede en Pisidice. Dit grote aantal kinderen, dat naar alle windstreken uitgetrokken zou zijn, symboliseert de expansie van de Aeoliërs. Men dient er zich echter voor te hoeden daaruit lichtvaardige conclusies te trekken ten aanzien van de historische werkelijkheid. De kinderen en verdere nakomelingen van Aeolus werden Aeoliden (Αιολιδαι resp. Αιολίδες) genoemd.
3. Aeolus, zoon van Poseidon en Aeolus’ (2) dochter Arne of Melanippe, broer van Boeotus, met wie Aeolus te vondeling werd gelegd. Ze werden door herders gevonden en grootgebracht. Zie Melanippe; Theano. [Nuchelmans]