Engels ontdekkingsreiziger (Radipole, Weymouth, 1 Juli 1844 Soulsbury 27 Mrt 1894), kwam in 1857 bij de Engelse marine en deed in verscheiden streken dienst, o.a. in 1868 met de Engelse expeditie in Abessinië en later bij de onderdrukking van de slavenhandel in Oost-Afrika. Door de Geographical Society werd hij in 1873 uitgezonden om contact te zoeken met Livingstone, die na zijn ontmoeting met Stanley in de richting van het Bangweolo-meer was gereisd.
Doordat hij in Zanzibar veel moeite had om dragers te krijgen, hoorde hij reeds onderweg van Livingstone’s dood. Cameron zelf ging westwaarts, bracht eerst een groot deel van het Tanganjikameer in kaart, verkende het gebied van de Loekoega en Loealaba en bereikte onder enorme moeilijkheden de westkust van Afrika via Kasongo Bihé en Katombella (28 Nov. 1875). Hij was de eerste Europeaan, die een reis van O. naar W. door Afrika volbracht. In Oedsjidsji aan het Tanganjika-meer had hij Livingstone’s mémoires gevonden; hij zond ze onmiddellijk naar Engeland.
Na zijn terugkeer deed hij in 1878 een reis via Cyprus over land naar Bagdad en Boesjir en ging in 1882 met Burton naar de Goudkust. Veel belangstelling legde hij aan de dag voor de jonge Kongo-staat. Hij schreef: Across Africa (2 dln, London 1877) en Our future Highway (2 dln, London 1880).Lit.: R. Brown, The story of Africa, II, pag. 266-279 (1893).