Nederlands schilder, graveur en etser (’s-Hertogenbosch 9 Aug. 1606 - begr. 12 Juli 1676), was sedert 1621 leerling van A. Blyenburch te Antwerpen en vervolgens van Rubens.
In 1626 werd hij meester in het Antwerpse gilde, in 1636 burger aldaar. Hij huwde een dochter van de schilder Hendrik van Balen. Gedurende een verblijf in Parijs graveerde hij Italiaanse fresco’s te Fontainebleau. Ca 1643 keerde hij naar zijn geboorteplaats terug; in 1648 werkte hij mee aan de beschildering van de Oranjezaal te ’s-Gravenhage. Hij schilderde meestal grote figuurrijke taferelen in de barokke trant van Rubens. Deze hielp hij o.a. met diens Medici-galerij te Parijs. Bekend zijn vooral zijn gravures van Rubens’ grandioze triumphbogen bij de intocht van de kardinaal-infant Ferdinand te Antwerpen in 1635 (Pompa introitus Ferdinandi, Antwerpen 1641, met tekst van C. Gevartius). Hij ontwierp voorts drie ramen voor de Ste-Gudule te Brussel.Lit.: H.Schneider, in: Oud-Holland 1928; J. G. van Gelder, in: Ned. Kunsthist. Jaarb. 1948/49.