Ned. schilder, tekenaar, lithograaf, etser en kunstnijveraar (’s-Gravenhage 18 Dec. 1863-28 Aug. 1917); werkte o.m. onder Frits Jansen aan de Haagse Academie (modelstudies enz.). Hij is een van de belangrijkste uitbeelders van het dierenleven, dat hij in een zeer persoonlijke opvatting, zonder naturalistische tendens en meer in decoratieve geest weergaf.
Hij bereikte wonderbaarlijke effecten in zwart en wit op de lithografische steen, die hij zowel in de krijttechniek als met „tusche” (lithografische inkt) bewerkte. Ook de kleurenlitho werd door hem toegepast, waarbij hij gebruik maakte van verschillende stenen. In zijn werk was de invloed van de Japanse kunst merkbaar. Dit was vooral het geval in zijn schilderijen en wandschilderingen. In zijn landschappen (aquarellen en tekeningen) overheerst een fijn, dromerig en romantisch sentiment. Hoewel hij geen directe leerlingen heeft gehad, oefende zijn werk grote invloed uit op de jongere Hollandse grafici.JHR DR CH. H. DE STUERS
Werken: v. H.’s vroegste, door hem op steen getekende composities waren bestemd voor „Uitnoodigingen” en „Kerstkaarten” (ca 1890). Ook tekende hij wetenschappelijke dierenillustraties voor „Büttickofer, Reisebilder aus Liberia” en kleurenlitho’s voor „Max Weber, Mammalaia from the Malay Archipelago” (uitg. Max Weber, Leiden 1890). In 1891 ontstond het prentenboek „Hoe de vogels aan een Koning kwamen” (tekst, illustraties en typografische verzorging door hemzelf). Daarna verschenen nog ,,’t Leelijke jonge eendje” (1893), „Twee hanen” (1898), „Uilengeluk” (1898), terwijl zijn laatste boek, „Vogelvreugde”, uitgevoerd werd in kleurencontrasten met weinig contouren en gedrukt van verschillende stenen (1907).
Belangrijke litho’s waren „Kerstnacht” en „Nieuwjaarsdag” van 1894 en de „Doode Kalkoen” van 1895. Hij publiceerde nog steendrukken in portefeuille (6 dierstudies 1898: 4 bladen met bloemencomposities). In 1898 ontstond ook het decoratieve schilderstuk „De terugkeer van de ooievaar” (Museum Boymans, Rotterdam). In 1899 tekende hij zijn eerste kalender op één blad (voor de Steendrukkerij Aurora). Van 1902 af tekende hij in driekleurendruk jaarlijks een kalender in 12 bladen met dierenen plantenmotieven. Deze kalenders, de zgn. „Hoytemakalenders”, werden sinds 1912 uitgegeven door de fa Ferwerda en Tieman.
In 1918 verscheen zijn laatste kalender, onvoltooid en slechts in zwart gedrukt. De meest uitgebreide verzameling van zijn werken (enkele schilderijen, tekeningen en een bijna volledige collectie steendrukken) bevindt zich in het Gemeentemuseum te ’s-Gravenhage, terwijl ook het Museum Boymans te Rotterdam en het Stedelijk Museum te Amsterdam werken van hem bezitten.
Lit.: Gram, Onze schilders in Pulchri Studio (1904); Jan Veth, Hollandsche teekenaars (1905); Vorsterman van Oyen, Les Dessinateurs néerlandais d’Ex-libris (1910); S. Moulijn, Lith. Prentkunst (1918); G. Knuttel Jr, Th. v. H. in Elsevier’s Geïll. Maandschr. XCVIII (1929).