Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SPAANSE BURGEROORLOG

betekenis & definitie

noemt men de strijd, welke van 18 Juli 1936 tot 1 Apr. 1939 in Spanje woedde. Toen bij de Cortes verkiezingen van Mei 1936 het Volksfront (Frente Popular) de overwinning had behaald (zie Spanje, geschiedenis) werd wel is waar een gematigd kabinet gevormd onder Casares Quiroga, waarin noch communisten, noch zelfs socialisten zitting hadden, maar het bleek spoedig, dat communisten, revolutionnair-socialisten en anarcho-syndicalisten krachtige directe actie voerden.

Stakingen waren aan de orde van de dag; tal van gewelddaden werden gepleegd, waarbij vooral kerken en kloosters het moesten ontgelden. Ook tegenactie van monarchisten en fascistische falangisten bleef niet uit.Zo verkeerde Spanje in de zomer van 1936 in een weinig van anarchie verschillende toestand. Op 12 Juli werd een communistische luitenant vermoord. Uit wraak haalden gendarmes 13 Juli de meest gezaghebbende leider der rechtse oppositie, José Calvo Sotelo, oud-minister van Financiën onder Primo de Rivera, uit zijn huis en schoten hem dood. Reeds tevoren was door een aantal rechtse generaals een staatsgreep voorbereid, die nu versneld ten uitvoer werd gelegd. Op 17 Juli namen de militairen in Spaans-Marokko de macht in handen, 18 Juli begon de actie in Spanje zelf. In weinige dagen was een belangrijk gebied in Noord-Spanje in handen der opstandelingen: grote delen van Oud-Castilië, León, Aragon, Estremadura, geheel Galicië.

In het Z. bezetten zij Cadiz, La Linea, Sevilla, Córdoba en Granada. In Madrid en Barcelona mislukte de staatsgreep echter en hierdoor werd de opstand tot burgeroorlog. Aangewezen als leider van de opstand was generaal Sanjurjo. Daar deze echter met zijn vliegtuig boven Portugal neerstortte, kwam de leiding te berusten bij de generaals Franco en Queipo de Llano in het Z., bij generaal Mola in het N., van wie eerstgenoemde spoedig de machtigste figuur werd.

De opstandelingen, die zich weldra Nationalisten noemden, steunden vooral op officieren van het leger, de adellijke grootgrondbezitters, de fascistische Spaanse Phalanx van Primo de Rivera Jr met haar militie en de Carlistische Requetes in Noord-Spanje. Een belangrijke steun betekenden het Vreemdelingenlegioen en de Moorse troepen uit Marokko. Ook de Guardia Civil koos weldra hun zijde. Aan de zijde der regering stonden de partijen van het Volksfront: linkse republikeinen, socialisten en communisten. Voorts een deel der rechtse republikeinen, de anarchisten, de revolutionnair-socialisten en de Catalaanse en Baskische autonomisten. Als machtsapparaat kon zij beschikken over de Guardia de Asalto (een soort linkse tegenhanger van de Guardia Civil), een deel van het leger, het grootste deel van de vloot en voorts de arbeidersmilities. De premier Quiroga werd spoedig vervangen door de eveneens links-republikeinse José Giral, die begin Sept. moest plaats maken voor de uiterst linkse socialist Largo Caballero.

Het militaire overwicht der Nationalisten was vooral in de aanvang zeer groot en hun gebied breidde zich snel uit. Op 17 Aug. werd door de verovering van Badajoz de verbinding tussen het N. en het Z. tot stand gebracht. Op 4 Sept. viel Iran aan de Franse grens, waarmee het Republikeinse gebied in N.W. Spanje geïsoleerd was; 14 Sept. bezetten de Nationalisten San Sebastián, dat in de eerste dagen van de opstand voor hen was verloren gegaan. Reeds begin Aug. werd een Nationalistische regering gevormd, met zetel te Burgos; 30 Sept. werd Franco tot staatshoofd uitgeroepen.

De Spaanse Burgeroorlog vertoonde vooral in het begin een buitengewoon woest karakter. In het Republikeinse gebied heerste de eerste maanden een chaos. De arbeidersmilities traden volkomen autonoom op: bedrijven werden gecollectiviseerd; plundering, brandstichting en moordpartijen op geestelijken en leden der bezittende klasse waren aan de orde van de dag. Ook de Nationalisten lieten massale executies uitvoeren, waarbij vooral Badajoz een slechte naam kreeg.

In de nazomer van 1936 rukten de Nationalisten snel op naar Madrid en de verwachting was, dat de hoofdstad binnenkort in hun handen zou zijn. De uit het Z. komende troepen hadden echter eerst tot taak, Toledo te nemen, waar in het Alcázar sedert het begin van de strijd enige honderden Nationalisten onder overste Moscardó door regeringstroepen waren ingesloten. Op 28 Sept. werden deze ontzet en in Oct. begon de omsingeling van Madrid. In de buitenwijken der stad liep de opmars echter vast. De Republikeinse generaal Miaja wist de verdediging krachtig te organiseren en de Nationalisten slaagden er niet in de stad te nemen, noch haar geheel in te sluiten. De gehele verdere burgeroorlog door bleef Madrid in de vuurlinie liggen, aan drie zijden omgeven door de vijand. De Republikeinse regering verlegde in Nov. haar zetel naar Valencia.

Inmiddels had de Spaanse burgeroorlog een internationaal aspect gekregen. Italië, Duitsland en Portugal, die onder geen voorwaarde de vestiging van een communistische staat aan de Middellandse Zee wilden dulden, steunden de Nationalisten met wapenzendingen en vrijwilligers. Duitsland en Italië erkenden reeds 18 Nov. 1936 Franco als wettig staatshoofd. Van Russische zijde, alsmede door het Franse Volksfront, werden daarentegen de Republikeinen gesteund. Daar de Franse regering echter vreesde, dat deze hulp aan de verschillende partijen tot ernstige internationale spanningen zou leiden, stelde zij begin Aug. de betrokken mogendheden voor, zich van interventie te onthouden. In beginsel gingen allen hiermee accoord.

Te Londen werd een non-interventie-commissie gevormd, om een regeling voor het toezicht uit te werken. In Mrt 1937 begonnen Britse, Franse en Duitse oorlogsschepen de kusten van Spanje te controleren.

De non-interventie-politiek werd steeds schromelijk slecht nageleefd. Tot het einde van de strijd speelden Italiaanse zwarthemden-divisies en het Duitse Legion Condor aan Nationalistische, de voornamelijk communistische Internationale Brigade aan Republikeinse zijde een belangrijke rol. Dit heeft aanmerkelijk bijgedragen tot de lange duur van de oorlog en ook tot grote meedogenloosheid in de luchtoorlog: berucht werd vooral het vernietigende luchtbombardement op het onverdedigde Baskische stadje Guernica door Duitse vliegtuigen (Apr. 1937). Zo werd Spanje een proefterrein voor de toekomstige tegenstanders uit Wereldoorlog II, die hier eigen en elkanders krachten maten en de nodige ervaring opdeden. Hier bleek bijv. reeds, dat het Italiaanse leger niet ten volle voor zijn taak berekend was (zware nederlaag bij Guadalajara, Mrt 1937). De patrouillering gaf aanleiding tot allerlei incidenten, waarbij strijdkrachten der oorlogvoerende partijen schepen van met de tegenpartij sympathiserende mogendheden aanvielen.

Bekend werd de bomaanval door een Republikeins vliegtuig op het Duitse pantserschip „Deutschland” (29 Mei 1937), ter vergelding waarvan een Duits eskader op 31 Mei de stad Almeria bombardeerde. Tijdelijk trok Duitsland zich zelfs uit de non-interventie-commissie terug.

Intussen had in het Republikeinse kamp een concentratie van krachten plaatsgevonden. De Komintern-communisten zagen de noodzaak van een herstel der autoriteit in. Vandaar dat zij een matigende invloed uitoefenden op het streven naar sociale revolutie en, te zamen met gematigde socialisten en republikeinse kapitalisten, een gewelddadige onderdrukking van anarchisten en revolutionnair-socialisten bewerkten. Begin Mei 1937 kwamen de Catalaanse anarchisten openlijk in opstand. Nadat deze was neergeslagen, trad een nieuw krachtiger kabinet op onder Juan Negrin, met de communisten als sterkste steun (17 Mei). Eind Oct. verplaatste deze regering haar zetel naar Barcelona.

Ook aan Nationalistische zijde deden zich moeilijkheden voor, nl. tussen Falangisten en Carlisten. Deze leidden tot arrestatie en veroordeling tot levenslange gevangenisstraf van de leider der oude Falange, Hedilla, opvolger van de door de Republikeinen gefusilleerde Primo de Rivera Jr, en tot oprichting van een nieuwe Falange als eenheidspartij, onder Franco’s leiding (Apr. 1937), waarin beide groepen waren samengesmolten.

Het eerste belangrijke wapenfeit in 1937 was de verovering van Malaga door de Nationalisten (9 Febr.). Het voorjaarsoffensief was er op gericht, het Republikeinse gebied in N.W. Spanje geheel te bezetten; 19 Juni viel Bilbao en weldra was geheel Baskenland in hun handen. Santander volgde 25 Aug. Op 22 Oct. was het gestelde doel bereikt met de inneming van Gijon en Aviles. Het najaar zag de Republikeinen in het offensief in Z.O.

Aragon, bij Teruel, dat eind Dec. in hun handen viel. Eind Febr. 1938 hernamen de Nationalisten de stad, waarna een opmars in de richting van Catalonië begon. Op 4 Apr. bezetten zij Lerida en eind Apr. bereikten zij de Middellandse Zee, waar zij een brede strook bezetten tussen Castellón en Tortosa. Zo was Barcelona van Centraal-Spanje afgesneden.

In Juli ondernamen de Republikeinen nog een vertwijfeld offensief aan de Ebro, om de verbinding te herstellen. Na aanvankelijke successen liep dit in Aug. vast en medio Nov. waren zij op hun punt van uitgang teruggeworpen. Vlak vóór Kerstmis hervatten de Nationalisten hun opmars in Catalonië; op 16 Jan. 1939 viel Tarragona, 26 Jan. Barcelona en 4 Febr. Gerona. Vóór midden Febr. beheersten zij heel Catalonië.

De Republikeinse regering keerde terug naar Valencia, president Azaña trad af. Het ene na het andere land erkende Franco’s bewind nu „de jure”, nadat Japan, Oostenrijk, Hongarije, Portugal en Bulgarije reeds waren voorgegaan, en vele andere hem reeds de facto hadden erkend.

Grote gevechtshandelingen vonden thans niet meer plaats. Reeds in Apr. 1938 had Negrin voorstellen voor een compromis-vrede gedaan en sommige buitenlandse mogendheden, m.n. Engeland, werkten ook in deze richting. Franco weigerde echter hier op in te gaan. Nu de situatie geheel wanhopig was geworden, wilde een aantal politici en officieren trachten althans het vege lijf te redden en ondernam 5 Mrt een staatsgreep te Madrid. Een Nationale Verdedigingsraad met een uitgesproken anti-communistisch karakter werd gevormd onder generaal Casado.

Deze zette het kabinet-Negrin af en benoemde een nieuw ministerie met generaal Miaja als premier, dat als enig doel had, een eervolle vrede tot stand te brengen. Franco bleef echter op onvoorwaardelijke overgave staan. Op 28 Mrt vond deze inderdaad te Madrid plaats. Valencia en andere steden volgden de komende dagen. Op 1 Apr. werd officieel het einde geproclameerd van de burgerkrijg, die enorme verwoestingen had aangericht en naar schatting aan ca 1 millioen mensen het leven had gekost.

Lit.: Norman J. Padelford, Internat. Law and Diplomacy in the Spanish Civil Strife (New York 1939); Gerald Brenan, The Spanish Labyrinth. An Account of the Social and Political Background of the Civil War (New York 1943); San Juan de Piedras Albas, Héroes y mártires de la aristocracia española (julio 1936-marzo 1939) (Madrid 1945); J. Brouwer, Het mysterie van Spanje (1946).

< >