Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHOLTEN, johannes henricus

betekenis & definitie

Nederlands godgeleerde (Vleuten 17 Aug. 1811 - Leiden 10 Apr. 1885), werd te Leiden in 1845 gewoon hoogleraar voor Nieuwe Testament en Dogmatiek, sedert 1876 voor wijsbegeerte van de godsdienst aldaar. Scholten is vooral bekend geworden als leider van de zgn. moderne richting in de Nederlandse theologie en stichter van de Leidse school.

Grote bekendheid verwierf zijn werk Leer der Nederl. Herv. Kerk, 1848, sedertdien vele drukken. Sterk onder Duitse invloed, met name van Alex. Schweizer’s Glaubenslehre der evangelisch-reformierten Kirche (1844), schreef Scholten dit werk, dat een poging wil zijn de oorspronkelijke leer der Christelijke kerk met het moderne denken te confronteren; vooral het determinisme, in spanning met het voorzienigheidsgeloof, heeft de volle aandacht van Scholten gehad.Enerzijds derhalve verdediger der oorspronkelijke geloofswaarheden, wilde Scholten anderzijds allerminst een eenvoudige repristinatie, maar een vruchtbaarmaking voor het moderne denken van deze materie tot stand brengen. Het objectief gegevene moet opnieuw, subjectief geïnterpreteerd worden. Dat deze oude waarheden thans voor de rechtbank van het moderne geweten en de verlichte rede werden geciteerd en de ontmoeting met het natuurwetenschappelijk determinisme moesten doorstaan, heeft tot resultaat gehad de ontwikkeling van een „modern” theologisch denken, waaruit oorspronkelijk mannen als A. Kuyper en H. Bavinck als leerlingen zijn voortgekomen, om daarna de grote bestrijders dezer moderne theologie te worden.

Bibl.: tal van Nieuwtestamentische geschriften: De Leer der Herv. Kerk en hare grondbeginselen (1848); Gesch. van godsdienst en wijsbegeerte (1853); De vrije wil (1859); Symboliek en werkelijkheid (1884).

Lit.: G. B. Wurth, S. als systematisch theoloog, diss. (1928).

< >