Duits schrijver en geleerde (Hannover 10 Mrt 1772 - Dresden 12 Jan. 1829) is, nadat hij filosofie en philologie gestudeerd had, professor in Jena geworden; in 1808 ging hij tot het Katholicisme over en woonde sedert dat jaar vnl. te Wenen, waar hij verschillende staatsbetrekkingen bekleed heeft. In 1797 was het tot een breuk gekomen tussen hem en Schiller.
Sedertdien ontwikkelde hij zich tot de theoretische grondlegger en critisch leider van de Romantische School, met name in de tijdschriften Athenaeum (1798-1800) en Europa (1803); ook zijn roman Lucinde (1799) is in dit opzicht relevant evenals zijn aphoristische Fragmente. Friedrich Schlegel was een der eerste kenners van het Sanskrit, waarover hij voor die tijd fundamenteel werk heeft geschreven, grondslag voor de vergelijkende taalkunde. Hij was gehuwd met Dorothea Mendelsohn, door haar eerste huwelijk moeder van de schilders Joh. en Philipp Veit en schrijfster van het romanfragment Florentin (1801).Bibl.: Über die Sprache und Weisheit der Inder (1808); Sämtl. Werke (15 Bde Wien 1846; onvoll.; suppl. d. C. J. H. Windischmann 1836-’37); Prosaische Jugendschriften, hrsg. v.
J. Minor (1882); Ausgew. Werke, hrsg. v. E. Sauer (1922); Neue philos. Schriften, hrsg. v.
J. Körner (1935). Brieven uitg. d. O. Walzel (1890), J. Körner (1926).
Lit.: B. v. Wiese, F. S., ein Beitrag zur Gesch. der romantischen Konversionen (1927); N. Folwartschny, F.S.’s Verhältnis zur Philosophie, diss. Breslau (1930); F. Gundolf, Romantiker (1930); A.
Schlagdenhauffen, F. S. et son groupe (1934); J. J. Anstett, La pensée religieuse de F. S. (1942, Annales de l’Univ. de Lyon).