(gendarmerie) is de naam van een militair politiekorps in België, te vergelijken met de Nederlandse marechaussee. De Franse wet van 28 Germinal jaar VI (17 Apr. 1798) welke nog steeds in voege is op dit ogenblik, ongeacht sommige wijzigingen bijna uitsluitend van administratieve aard, legde de rechten, plichten en bevoegdheden vast van de Rijkswacht.
De allereerste en belangrijkste opdracht van het Korps wordt er als volgt weergegeven: „De Rijkswacht is een openbare macht, ingesteld om, binnen de grenzen van het Rijk, de handhaving van de orde en de uitvoering der wetten te verzekeren”.De benaming zelf van dit Keurkorps veranderde in de loop der tijden zonder afbreuk te doen aan de essentiële taak. aldus luidde het: Gendarmerie-Maréchaussée-Nationale, Gendarmerie-Rijkswacht. Na de Franse overheersing ontstonden de Verenigde Nederlanden, onder Willem I, en werd, met betrekking op de Rijkswacht, een decreet uitgevaardigd, op 30 Nov. 1815, houdende het „Algemeen Reglement op de Politie, de Tucht en de Inwendige Dienst der Nationale Gendarmerie”. De voorschriften hiervan, thans nog genaamd „Reglement van 1815’ , zijn steeds grotendeels van toepassing.
De getalsterkte bedroeg in grote trekken: 1830: 45 officieren en ca 1156 manschappen; 1889: 61 officieren en ca 2401 manschappen; 1932: grondige wijzigingen worden ingevoerd met het oog op de bewegingsvrijheid; vandaar de instelling van een Mobiel Legioen, onderverdeeld in mobiele groepen; 1933: nieuwe verhoging der effectieven: 152 officieren en 6289 manschappen; 1936: de vrees voor nieuw oorlogsgebeuren neemt toe en 2 Lichte Regimenten worden opgericht voor bijzondere doelstellingen. De getalsterkte bereikt alsdan 187 officieren en 8200 manschappen; 1945: herinrichting op velerlei gebied. Een effectief van 235 officieren en 12.000 manschappen wordt voorzien. Grondige wijziging inzake bewapening, uitrusting, materieel en voertuigen treedt in, terwijl de motorisatie met rasse schreden vooruitgaat.
Het Korps is onder het gezag geplaatst van 4 departementen nl.:
1. Het ministerie van Justitie: voor al wat de rechterlijke dienst aangaat;
2. Het ministerie van Binnenlandse Zaken: inzake openbare orde;
3. Het ministerie van Landsverdediging: voor wat aangaat de tucht en het personeel;
4. Het ministerie van Openbare Werken: betreffende de kazernering.
Indeling: Er is een Hoge Directie van de Rijkswacht, toegevoegd aan het ministerie van Landsverdediging, en een Algemene Inspectie, belast met toezicht op het personeel, de bevordering van de officieren, het onderricht, de bewapening, het materiaal, enz. Het korps wordt bevolen door een Luitenant-generaal, bijgestaan door een Staf en Algemene diensten (Gezondheidsdienst, Penningmeester, Dienst van Aankoop, Toerustingsmagazijnen, enz.), en omvat: Het Mobiel Legioen (bevolen door een hoger officier) met Staf met 3 Mobiele groepen van elk 4 eskadrons, waarvan 1 te paard. De School (bevolen door een hoger officier) met 1 Vlaamstalig eskadron en 1 Franstalig eskadron.
5 Gebieden: Brabant, Antwerpen-Limburg, Oost- en West-Vlaanderen, Henegouwen-Namen en Luik-Luxemburg. Elke provinciehoofdplaats telt een territoriale groep. De negen groepen vormen 24 compagnies — 68 districten — 569 brigaden met 5 Rijkswachtposten. Daarbij dienen gevoegd: vier havenbrigaden (Antwerpen - Gent - Brugge en Oostende) die zich speciaal bezig houden met de havenaangelegenheden. Daarenboven is er een bijzondere „opsporingsbrigade” toegevoegd aan elk district: deze eenheden worden belast met speciale gevallen van misdadigheid en delicate onderzoeken.
De Rijkswachtschool. Wordt bevolen door een hoger officier, bijgestaan door een hoger officier-adjunct, verschillende officieren en onderrichters. Zorgt voor de opleiding der recruten (1 jaar) — het onderricht van de candidaten officieren — van de autogeleiders — motorrijders — candidaten gegradueerden — onderrichters, enz.