Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Pieter theodoor helvetius van den bergh

betekenis & definitie

Nederlands blijspeldichter (Zwolle 13 Febr. 1799 ’s-Gravenhage 10 Oct. 1873), bracht zijn jeugd door te ’s-Gravenhage en werd daar ambtenaar. Sinds de oprichting (1834) was hij een gevierd lid van het Genootschap „Oefening kweekt Kennis”.

Ter ontspanning tijdens een zwaar lichamelijk lijden schreef hij De Neven (1837; 5de dr. 1899) — ons laatste blijspel in verzen — dat bijzondere opgang maakte. Toenemende blindheid dwong hem zijn betrekking op te geven. Hij verliet ’s-Gravenhage en woonde o.a. te Wijk-bij -Duurstede, waar hij De Nichten schreef (1840), een blijspel in proza, dat felle critiek uitlokte, o.a. wegens het gebruik van je en jij. Hierop nam hij afscheid van het toneel. Geheel blind keerde hij in ’s-Gravenhage terug en redigeerde er met Weiland het Magazijn voor toon- en schilderkunst.Bibi.: Hieronymus Jamaar (één-acter, 1838); Gesprek over de Nichten (1842); Kunstspelen voor liefhebbers van schaken (1853)» Proza en Poëzy (1853, 3de dr. 1863); Een theepraatje (1868).

Lit.: A. C. van Waveren, P. T. H. v. d. B.,Utr. diss. (1925).

< >