(Brielle 30 Dec. 1644 - Oegstgeest 8 Jan. 1711), was een zeer verdienstelijk zeeofficier uit de school van De Ruyter, stamde uit een Briels regentengeslacht en was verwant aan Witte Cornelisz de With. In 1665 werd hij luitenant bij de Admiraliteit van Rotterdam en kort daarop kapitein.
In deze hoedanigheid nam hij deel aan de Vierdaagse (11-14 Juni 1666) en de Tweedaagse Zeeslag (4-5 Aug. 1666) en aan de grote slagen van de Derde Engelse Oorlog (1672-’74). Bij Solebay (7 Juni 1672) onderscheidde hij zich, doordat hij De Ruyter tegen een Britse branderaanval beschermde, en bij Kijkduin (21 Aug. 1673) steunde hij Cornelis Tromp in de strijd tegen het eskader van Spragge. In 1673 werd hij bevorderd tot schout-bij-nacht bij de Rotterdamse Admiraliteit en in 1676 voerde hij tijdelijk het bevel over de Nederlandse vloot, welke te zamen met de Deense onder het oppercommando van Cornelis Tromp tegen de Zweden vocht. Nog in hetzelfde jaar werd hij naar Napels gezonden om de vloot van den gesneuvelden De Ruyter met diens gebalsemde lijk naar patria te brengen. In 1688, vier jaar na zijn benoeming tot vice-admiraal bij de Amsterdamse Admiraliteit, commandeerde hij het derde eskader van de vloot, waarmede stadhouder Willem III naar Engeland overstak. Zijn grootste roem dankt hij aan zijn advies om de Franse vloot op te zoeken, hetwelk leidde tot de overwinning bij Kaap La Hague op 29 Mei 1692, waarbij Almonde, kort tevoren tot luitenant-admiraal verheven, het bevel voerde over het contingent der Republiek in de Brits-Nederlandse scheepsmacht. Ditzelfde deed hij vervolgens bij verscheidene ondernemingen tegen Frankrijk vóór de Vrede van Rijswijk (1697), bij een expeditie tegen Denemarken in 1700 en, na het uitbreken van de Spaanse Successieoorlog, bij de tochten der verenigde strijdkrachten tegen Spanje. Aan zijn overredingskracht was het te danken, dat op 23 Oct. 1702 een rijke Spaanse Zilvervloot met de begeleidende Franse oorlogsschepen in de baai van Vigo aangevallen en deels veroverd, deels vernietigd werd. Vol plichtsbesef had hij sedert 1688 de onaangenaamheden van zijn voortdurende ondergeschiktheid aan het Britse oppercommando verdragen, maar toen men hem in 1706 onder een Engelsman van lagere rang wilde stellen, trok hij zich uit de krijgsbedrijven terug. Twee jaar nadat hij als luitenant-admiraal naar de aanzienlijkste Admiraliteit (die van Rotterdam) was overgeplaatst, overleed hij op zijn buitenverblijf Haaswijk bij Oegstgeest. In de St Catharinakerk te Brielle is hij begraven.DR J. K. OUDENDIJK.
Lit.: J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 2e druk, 5 dln (Haarlem 1858-1862); Idem, Levensschets van Philips van Almonde, Zuid.-Holl. Volksalmanak 1838.