plaats in Davidson County, Tennessee, is de hoofdstad en, met (1950) 173 360 inw. (Groot Nashville 320 390), de tweede stad van deze Amerikaanse staat. Ca 25 pct der bevolking bestaat uit negers.
De stad ligt aan de Cumberland, een zijrivier van de Ohio, en is genoemd naar Abner Nash, een gouverneur van North Carolina. De nederzetting ontstond in 1779, kreeg in 1806 stadsrechten en werd in 1843 hoofdstad. Het spoedig florerende economische leven — industrie en (rivier-) handel — leed zeer onder de gevolgen van de Burgeroorlog, gedurende welke de stad tweemaal strijdtoneel was (1862 en 1864). Thans heeft Nashville weer talrijke industrieën, die over het gehele stadsgebied verspreid liggen. De voornaamste producten zijn zijde, cellophaan, vleesconserven, schoenen, kachels, textiel en drukwerken. Hiernaast heeft Nashville als centrum van een vruchtbaar agrarisch gebied grote betekenis als handelscentrum. Zes spoorlijnen en zes vliegdiensten komen hier samen.Talrijke scholen en universiteiten zijn te Nashville gevestigd; van die van Hoger Onderwijs is de Vanderbilt University met (1950) 3484 studenten en 375 docenten de grootste; hierop volgen het George Peabody College for Teachers (2629 studenten en 133 docenten), het Tennessee Agric. and Ind. State College (2516 studenten en 180 docenten), de Fisk University voor negers, de Meharry Medical School en het Scarrit College. Talrijke gebouwen herinneren aan het verleden. Zo o.a. de woning van Andrew Jackson „The Hermitage”; een curiositeit is de copie op volle grootte van het Parthenon te Athene in een der parken.
Lit.: W. P. A. (Guide Series), Tennessee, A Guide to the Volunteer State (New York 1949); M. F. Caldwell, Andrew Jackson’s Hermitage (Nashville 1933); B. F.
Wilson, The Parthenon of Pericles and its Reproduction in America (Nashville 1937) ; W. E. Beard, N., the Home of History Makers (Nashville 1929); F. G. Davenport, Cultural Life in N. (Chapel Hill 1941).
