Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Montanus de HAAN HETTEMA

betekenis & definitie

Jhr (Bolsward 28 Jan. 1796 - Leeuwarden 18 Dec. 1873), studeerde te Groningen in de rechten en was daarna eerst (sinds 1817) advocaat, vervolgens rechter (sinds 1838) te Leeuwarden. Hij stamde uit een Katholiek geslacht; een van zijn geschriften is dan ook gewijd aan de positie, die de Katholieken in zijn tijd in Nederland innamen (Het concordaat, Leeuwarden 1841).

Meer tijd en belangstelling gaf hij echter aan de Friese taalstudie; vooral de geschriften van Deense geleerden over dit onderwerp wakkerden zijn geestdrift aan. Hij heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door het uitgeven der Friese wetten, van een Fries woordenboek en andere werken.Bibl.: Het Emsiger landrecht (Leeuwarden 1830); Jurisprudentia frisica (ibidem 1834-1835); Het Fivelgoër en Oldampster landregt (Dockum 1841); Hunsingoër regt en Jus municipale (Leeuwarden 1846-1851); Idioticum Frisicum (Leeuwarden 1874); Stamboek van den Frieschen adel (samen met A. van Halmael, Leeuwarden 1846); Frieske, Hilgelaonner en Noardfrieske rymkes (Doccem 1841).

Lit.: G. A. Wumkes, M. de H. H., in: It Heitelan (1921).

< >