Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

MIJN (zeeoorlog)

betekenis & definitie

is een met explosieve stoffen gevuld bollichaam, dat door de strijdende partijen in zee wordt gelegd met de bedoeling vijandelijke schepen tot zinken te brengen. Als uitvinder van de moderne mijn beschouwt men de Amerikaan Robert Fulton, die in 1804 tevergeefs bij Frankrijk, Nederland en de V.S. aanklopte om zijn uitvinding aan de man te brengen.

De eerste intensieve gebruikers waren de Russen, die in de Krimoorlog van 1854-’56 mijnenvelden in de Zwarte Zee legden voor de bescherming van hun voornaamste havens; zij zijn sindsdien altijd experts in deze vorm van zeeoorlog gebleven. Ook tijdens de Noordamerikaanse Burgeroorlog (18611865) speelde de mijn een grote rol. In Wereldoorlog I legden de Britten en Amerikanen de vermaarde „Northern Barrage” tussen Schotland en de Noorse kust, bestaande uit 72 000 mijnen. Bekend is ook het Turkse mijnenveld in de Dardanellen, dat in 1915 de Geallieerden verhinderde in hun poging een doortocht naar de Zwarte Zee te forceren. Wereldoorlog II zag een grote opleving van de mijnenoorlog door de vooruitgang der techniek. Reeds in 1939 deed de nieuw model grondmijn, als het door Hitler aangekondigde „geheime wapen”, haar intrede.

Vooral deze mijn heeft enorme tegenmaatregelen nodig gemaakt en daardoor de betekenis van dit wapen in de oorlogvoering ter zee bijzonder vergroot. In 1945, gedurende de laatste vier maanden van de oorlog tegen Japan, werd in door de Amerikanen gelegde mijnenvelden 1 200 000 ton Japanse scheepsruimte tot zinken gebracht. De meer ouderwetse types bleven evenzeer in gebruik; tussen Ijsland en de Orkaden legden de Britten daarvan een veld van 110 000 stuks. Ook het jongste conflict, de Koreaanse oorlog, geeft een haast ongelimiteerd gebruik van mijnen te zien.Van de aanvang af heeft men, tactisch gesproken, drie soorten mijnen onderscheiden, nl. de slapende, ook gecommandeerde of gecontroleerde mijnen genoemd, de wakende en de strooi-mijnen. De eerste soort wordt van de wal af door bedieningspersoneel tot ontploffing gebracht en kan daarom alleen in havens of vaarwaters dicht bij de kust worden gebruikt. Ze is als regel van het grondmijntype (zie later) en werd bij de Koninklijke Marine weinig gebruikt; pas kort voor Wereldoorlog II werd tot de invoering van moderne, gecommandeerde grondmijnversperringen besloten, welk plan slechts voor een klein deel kon worden uitgevoerd. In tegenstelling daarmee werd in Nederland, zowel in Europa als in het Verre Oosten, al vele jaren lang een ruim gebruik gemaakt van de wakende mijn. Dit type wordt door het doel zelf geëxplodeerd, d.w.z. wanneer een vijandelijk schip de mijn aanraakt c.q. in de nabijheid daarvan komt. Laatstgenoemd onderscheid deed in beginsel twee soorten mijnen ontstaan, nl.:

a. De verankerde of contactmijn, waarbij de bol door middel van een kabel en anker met de zeebodem verbonden is en op enige meters onder het wateroppervlak zwevende wordt gehouden. Deze mijn moet door het vijandelijke schip worden geraakt, hetzij aan het bollichaam zelf, hetzij aan een met de bol verbonden antenne. De ontploffing geschiedt, doordat een uitstekende stoothoorn afbreekt, waarbij een chemische reactie een electrische stroom opwekt, die via een relais de detonator kortsluit. Onderzeeboten zijn echter in staat onder de mijnbollen door te duiken; om dit te ondervangen ontstond in Wereldoorlog I de antennemijn. Onder en boven het mijnlichaam steekt een koperen antenne van ongeveer 15 m uit; op de plaats waar deze de huid van een stalen schip raakt, ontstaat een galvanisch stroompje, dat wederom de mijn doet exploderen.
b. De grondmijn, die de vorm heeft van een grote vliegtuigbom, op de bodem der zee ligt en in staat is op verschillende wijzen de aanwezigheid van een schip te ontdekken. Ze explodeert zodra de detectie binnen de schadelijke werkingssfeer van haar explosie plaats vindt. Hierdoor is de gevaarlijke zone om deze mijn veel groter dan bij de verankerde mijn, die alleen bij aanraking ontploft, en bovendien doeltreffender, doordat de explosie onder het schip in plaats van opzij plaats heeft, terwijl men ook zwaardere mijnen kan gebruiken dan bij verankering.

Naar de gebruikte ontstekingswijze kan men drie soorten onderscheiden, benevens de hieruit volgende combinaties. De magnelLche mijn reageert op het magnetisch veld, dat een schip teweeg brengt. Bij het Duitse type geschiedt dit, doordat een magneetnaaldje in de mijn bewogen wordt en een contact sluit, waarop de mijn explodeert. In het Engelse type treedt bij het passeren van een schip door het zich t.o.v. een solenoïde bewegend scheepsmagnetisch veld, een electro-magnetische inductie op; de hierbij opgewekte electrische stroom doet de mijn ontploffen. De detectie-eenheden in deze mijn zijn uiterst gevoelig; 35 millioen detectoren zouden nodig zijn om één zaklantaarnlampje te laten branden. De acoustische mijn werkt op geluidstrillingen ten gevolge van machineen schroefgeruis en het slaan van de golven tegen de huid van het schip.

In de mijn bevinden zich op deze trillingen afgestelde frequentieontvangers, die als het schip over de mijn heenvaart de lading tot explosie brengen De daarvoor benodigde energie komt vrij als een tegen de mijnwand aangebrachte vibrator in trilling wordt gebracht. Hiermee wordt via een electrische circuit de detonator kort gesloten. De waterdrukmijn berust op het beginsel, dat het passeren van schepen, vooral in nauwe en ondiepe vaarwaters, op de zeebodem een verandering in waterdruk teweeg brengt. Door een zich aan de mijn bevindende rubber blaas wordt deze verandering geregistreerd en een electrisch circuit in werking gesteld, dat een magnetische of acoustische detector inschakelt welke de lading na het ontvangen van een verdere inductie kan ontsteken.

De wakende mijn kan zowel voor defensieve als offensieve doeleinden worden gebruikt. Defensieve mijnenvelden worden langs routes en verbindingslijnen in eigen wateren gelegd, om de scheepvaart in de achter het veld gelegen kanalen tegen onder- en bovenwateraanvallen van vijandelijke zeestrijdkrachten te beschermen. Zij hebben het ernstig bezwaar, dat zij geen onderscheid maken tussen vriend en vijand en daarom de bewegingsvrijheid der eigen schepen aanzienlijk beperken. Offensieve mijnenvelden worden in ’s vijands wateren gelegd door onderzeeboten, bovenwaterschepen en vliegtuigen. Zij hebben tot taak ’s vijands scheepvaart te bedreigen waar dit ook maar mogelijk is en vooral op plaatsen, waar de vloot of vliegdienst zich moeilijk kan handhaven, zoals binnenzeeën, waterwegen of havens. Het vliegtuig speelt hierbij de voornaamste rol en heeft het zwaartepunt in het gebruik van het mijnwapen voorshands van het defensief naar het offensief verlegd.

Verankerde mijnen worden doorgaans in verschervende rijen op 50 meter onderlinge afstand van elkaar gelegd. Indien bepaald wordt dat de bol op bijv. twee meter onder het wateroppervlak moet komen te liggen, valt het te begrijpen dat men in verband met de oneffenheden van de zeebodem niet bij het leggen van iedere mijn eerst de diepte ter plaatse kan bepalen om daarna de ankerkabel op maat in te stellen. Men heeft daarom aan het anker van de mijn een loodlijn met lood bevestigd en maakt deze lijn even lang als de diepte, waarop men de bol onder het wateroppervlak wil hebben. Als de mijn in het water valt, zinkt het anker naar de bodem, waarbij de ankerkabel uitloopt. Onder het anker hangt het lood. dat door zijn zwaarte een pal uit de palrand van de kabeltrommel trekt, zodat de ankerkabel ongestoord kan afwikkelen. Zodra het lood echter de bodem bereikt, komt er loos in de loodlijn en springt de pal in de palrand van de trommel, zodat deze niet verder kan draaien.

Het anker trekt nu de mijn op de van tevoren ingestelde diepte onder water. Indien verankerde mijnen door onderzeeboten worden gelegd, worden deze meestal van een inrichting voorzien waarmee het mogelijk is de mijnbollen enige tijd op de bodem der zee te houden alvorens ze van hun verankering los te maken om hun plaats onder de oppervlakte in te nemen. Vliegtuigen werpen hun mijnen veelal af met behulp van een parachute.

Aangezien de contactmijn geen verschil kan maken tussen de strijdende partijen noch tussen deze en de neutrale scheepvaart, verplicht het internationale recht de gebruikers, de grenzen hunner mijnenvelden bekend te stellen, waarvan dezen weer gebruik hebben gemaakt door ganse zeegebieden voor onveilig te verklaren, ofschoon zij daar geen of vrijwel geen mijnen hadden geworpen, om de scheepvaart naar de tegenstander zoveel mogelijk te ontmoedigen. Als verdere consequentie verbiedt het volkenrecht gebruik van drijvende mijnen en schrijft voor, dat van hun ankertuig losgeslagen mijnbollen automatisch onschadelijk moeten worden, welke daarvoor dan ook zodanig zijn ingericht (bijv. met een waterklepmechanisme), dat het ontstekingstoestel buiten werking wordt gesteld, wanneer de druk op de klep (bij opdrijven) te laag wordt. In het jongste Koreaanse conflict zijn van communistische zijde duizenden drijvende mijnen losgelaten op de geallieerde vloot.

AFWEERMAATREGELEN

Om de scheepvaart tegen het gevaar van gelegde mijnen te beschermen, kunnen principieel twee methodes worden toegepast, nl. de vaartuigen immuun te maken tegen mijnen, c.q. deze laatste met speciale maatregelen op te ruimen. Wat het eerste middel betreft, moet men zich beperken tot steviger scheepsbouw (waterdichte indeling) en het neutraliseren van magnetische detectiemethoden, door het zgn. ontmagnetiseren of degaussen. Hierbij legt men enige kabels rond het schip, door welke men een stroom stuurt, die een magnetisch veld opwekt van tegengestelde polariteit als die van het scheepsmagnetisch veld, waarmee men dit dus tracht op te heffen. Aan boord van oorlogsschepen is de degaussing als regel gecompliceerder en bestaat uit verschillende kabelsystemen, die bijgesteld moeten worden als het schip van koers of van geografische breedte verandert. Behalve dit ontmagnetiseren door middel van electrische stroom, kent men het „depermen” en het „wipen” of „flashen”, bewerkingen, waarbij het schip op een degaussing station aan bepaalde magnetische invloeden wordt onderworpen. Bij „depermen” verwijdert men het langsscheeps permanent magnetisme, bij „wipen” het verticaal magnetisme. Dit laatste past men in hoofdzaak toe bij schepen kleiner dan 2000 ton; het geeft een tijdelijke beveiliging en komt in de plaats van een eenvoudige degaussing door middel van het kabelsysteem. De beveiliging beperkt zich bij „wipen” tot een bepaald zeegebied.

De voornaamste afweer tegen de mijn is echter het mijnenvegen, d.w.z. het ontdekken, afbakenen en voor zover nodig opruimen van mijnversperringen. Voor het verwijderen van verankerde mijnen gebruikt men tegenwoordig meest het zgn. „oropesa”tuig, bestaande uit een veegkabel, die door de werking van een scheerbord in schuin achterwaartse richting opzij van het schip uitscheert. De kabel loopt op een van tevoren afgestelde diepte onder water en snijdt met behulp van messen de ankerkabels der mijnen stuk. Als de bollen boven komen worden zij door geweervuur vernietigd. Ook andere middelen zijn of waren in gebruik, zoals bijv. paravanen voor de eigen beveiliging van grote schepen. Om het vegen tegen te gaan plaatst men wel spertonnen rond en in het mijnenveld, die voorzien zijn van messen om de veegkabel te snijden.

Als regel moet deze bescherming beperkt blijven tot defensieve velden, daar zij veel tijd vraagt en kennis van de zeebodem ter plaatse. Het vegen van magnetische mijnen geschiedt bij voorkeur met houten schepen. De „magnetische” mijnenvegers slepen een 300 en een 500 m lange, drijvende, geïsoleerde kabel achter zich aan, aan de uiteinden waarvan zich electroden (plus en min) bevinden, waartussen in het water stroom wordt ontladen. Het hierdoor verwekte veld bootst het magnetische veld van een schip na, zodat de mijnen hierdoor achter de vegers tot explosie worden gebracht. Acoustische mijnen worden geveegd door met een electrische hamer onder water de door een schip voortgebrachte geluidsgolven in verscherpte mate na te bootsen ten einde de mijn vóór het schip op te blazen. Voor het vegen van waterdrukmijnen is nog geen bevredigende oplossing gevonden.

Om het opruimen van mijnversperringen te bemoeilijken heeft men de verschillende detectiemethoden (als gezegd) in combinatie in de mijnen gebouwd waardoor verschillende veegmethodes tegelijk moeten worden toegepast. Bovendien brengt men op sommige mijnen klokken aan, die tot 200 dagen toe de mijn onwerkzaam op de bodem doen liggen, om daarna pas actief te worden, waardoor het vegen van een bekend veld regelmatig moet worden herhaald, alvorens alle mijnen onschadelijk zijn gemaakt. Voorts kan men een mijn een zodanige instelling geven, dat zij bijv. pas onder het twaalfde boven haar passerende schip zal exploderen. In Wereldoorlog II waren er 100 verschillende activeringsschema’s in omloop.

De Koninklijke Marine heeft aan het mijnwapen, vooral uit defensief oogpunt, dus in de kustwateren en toegangen van Nederland en Oost-Indië, altijd veel waarde gehecht. Met deze taak is de Mijnendienst belast, gevestigd in Den Helder, met een belangrijk onderdeel te Soerabaja, dat echter nu is opgeheven.

< >