Duits schrijfster (Bückeburg 20 Sept. 1873), is naast Agnes Miegel de beste Duitse balladendichteres. Aanvankelijk zijn haar gedichten sterk op haar geboortestreek Nedersaksen betrokken.
In latere bundels speelt vooral het mythisch-demonisch element een rol. Haar vertellingen en romans behandelen meest gebeurtenissen uit het leven op het platteland. Zij huwde in 1916 met de uitgever Eugen Diederichs in Jena.Bibl. (voorn, werken): lyriek: Gedichte (1898); Balladen und Lieder (1902); Neue Balladen und Lieder (1907); Reif steht die Saat (1919, verz. ged.); romans en novellen: Der Hof am Brink (1906); Lucifer (1907); Der Judashof (1920). Voorts: Aus der Chronik niederdeutscher Städte (1912); Das verborgene Angesicht (Erinnerungen, 1943).
