Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KUNSTLICHTFOTOGRAFIE

betekenis & definitie

Kunstlicht maakt het fotograferen onafhankelijk van het wisselvallige daglicht en is bovendien regelbaar. Gebruikt worden gloeilampen, gasontladingslampen, fluorescentielampen, koolbooglampen en chemisch kunstlicht.

De gloeilamp wordt het meest gebruikt. De meeste fotografische gloeilampen werken met overspanning waardoor ze een grotere lichtstroom en een hoger gehalte aan fotochemische stralen bezitten, doch een kortere levensduur. Bij belichting met gloeilampen kan men het best panchromatische emulsies gebruiken. Tot de gasontladingslampen behoren de natriumlampen en de hoge- en lagedruk kwiklampen. De natriumlampen zijn van belang voor de portretfotografie, omdat ze niet verblinden en de geportretteerde met een grote pupildiameter wordt afgebeeld. Voor een betere kleurweergave mengt men het licht met dat van hogedruk kwiklampen. Kwiklicht alleen geeft geen goede kleurweergave, maar het is zeer actinisch en vooral daarom veel gebruikt in reproductie-inrichtingen en lichtdrukkerijen die met minder gevoelige zilverjodide-emulsies en diazomaterialen werken. In de superhogedruk kwiklampen met waterkoeling is het vermogen opgevoerd en deze lampen worden in filmateliers gebruikt. De lagedruk kwiklampen vinden steeds meer toepassing in de fotografie om haar goede kleurweergave, hoog lichtrendement, diffuse verlichting en geen hinderlijke warmte-ontwikkeling. Het booglicht wordt alleen nog in de reproductiefotografie en de lichtdrukkerij toegepast.Het chemisch kunstlicht komt voor als bliksempoeder dat aan de open lucht verbrandt, en als flitslamp waarin de verbranding onder afsluiting van de buitenlucht plaatsvindt.

Bliksempoeder bestaat meestal uit magnesiumpoeder en een oxydatiemiddel (bijv. kaliumchloraat). Bliksempoeder bezit voor het practisch gebruik vele nadelen, zoals hinderlijke rookontwikkeling, brandgevaar, gevaar voor zelfontsteking, weersomstandigheden. Het heeft als voordelen de brede vlam, die een zachte verlichting tweegbrengt, en de matige prijs. De moderne flitslampen berusten op de lichtuitstraling van verbrandend metaal. De glazen ballon van deze lampen bevat een dun aluminiumfoelie of een gekrulde draad van een aluminium-magnesium-alliage en bovendien een hoeveelheid zuurstof.

Voor de ontsteking is een accumulator of batterij voldoende. Het is gemakkelijk de flitslampen synchroon met de sluiter van het toestel te doen werken door gebruik te maken van de zgn. Synchronisator. Bij de moderne gasontladingsflitslampen (multiflitslampen, electronische flitslampen) kan men een groot aantal flitsen teweegbrengen. In het Engels genoemd Strobelights. De straler, een meestal spiraalvormig gewonden buis, is gevuld met xenon, krypton of een mengsel daarvan. Er is een condensator aanwezig, die wordt opgeladen tot 1800 k 2800 V. De hierin verzamelde energie is voldoende voor één flits. De flitsduur is uiterst kort en ligt tussen i en 400 microsecunden. De lichtflits kan wel 50 millioen lumen bereiken.

Lit.: G. D. Rieck en L. H. Verbeek, Kunstlichten fotografie (1950); J. A. M. van Liempt, Kunstlicht in de fotografie (1942) I. F. Fiedler, Das Porträt im Kunstlicht; M. Natkin, Photography by Artificial Light (1947); W. Nürnberg, Lighting for Photography (1947); W. van Ophuysen, Flitslichtfotografie (1948); G. Gilbert, Photoflash in Practice (1947); J. Alton, Painting with Light (1949); H. L. Luray, Strobe, the lively Light (1949); W. Glark, Photography by Infrared (1946); J. J. M. van Santen, Ultravioletlampen als analytisch en fotografisch hulpmiddel (1949), P. G. Jansen, Microfotografische techniek; H. K. Bourne, Discharge Lamps for Photography and Projection (1948).

< >