N.V., gevestigd te IJmuiden, werd opgericht in 1918, nadat gedurende Wereldoorlog I de afhankelijkheid der binnenlandse ijzeren staalverwerkende nijverheid van de in het buitenland gevestigde metallurgische basis-industrieën zich pijnlijk had doen gevoelen. De eerste phase van het doel dat de oprichters voor ogen stond (een volledig geïntegreerd hoogoven-, staal- en walsbedrijf) was in de loop der jaren in de mate als de Nederlandse omstandigheden toestonden bereikt, zodat het eigen bedrijf te IJmuiden in 1950 omvatte: 3 hoogovens; 4 cokesovenbatterijen met bijproductenfabriek voor de fabricage van teer, benzol en zwavelzure ammoniak en installaties voor het zuiveren van gas, o.a. voor levering aan gemeenten; 1 staalfabriek met 5 Siemens Martin staalovens; 1 walserij voor dikke platen (o.a. scheepsplaten); 1 walserij voor dunne platen; 1 fabriek voor gegoten ijzeren buizen; 1 silicakalkfabriek.
De productie van het eigen bedrijf en van na te noemen nevenbedrijven Mekog en Cemij (met in totaal ca 7000 werknemers) bedroeg gedurende het boekjaar 1949/50 (1 Apr. 1949 - 31 Mrt 1950): 423 423 ton ruwijzer, waarvan 205 961 ton geëxporteerd; 28 602 ton gegoten buizen; 125 437 ton dikke platen; 60 172 ton dunne platen; 7 316 ton balken; 47½ millioen m3 gasaflevering; 102 056 ton kalksalpeter Mekog (1 Juli 1949 - 30 Juni 1950); 200 324 ton cement Cemij (1 Jan. 1949 - 31 Dec. 1949).De N.V. voorziet als enige producente (op enkele speciale kwaliteiten na) in de gehele behoefte van de Nederlandse markt aan ruwijzer en gegoten buizen van 100-300 mm (de meest gevraagde maten). Daarnaast verzorgt zij jaarlijks een zo belangrijke export van ruwijzer, dat het bedrijf tot de grootste ruwijzerexporteurs ter wereld behoort. Het hoogovengas wordt als warmtebron voor industriële doeleinden gebruikt, zowel in het eigen bedrijf als in nabijgelegen ondernemingen, terwijl hetgeen overschiet, geleverd wordt aan de centrale van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland. De hoogovenslakken vinden toepassing bij de vervaardiging van bouwmaterialen, in de wegenbouw en als kalkmeststof. Een belangrijk deel van de slakkenproductie wordt geleverd aan de Cementfabriek IJmuiden (Cemij) N.V., een onderneming die in 1930 in samenwerking met de Eerste Nederlandsche Cement Industrie N. V. werd opgericht.
De Cemij produceert thans ca 200 000 ton hoogovencement per jaar. Het cokesovengas vindt eveneens toepassing als warmtebron in de eigen en de aanverwante ondernemingen en wordt bovendien voor huishoudelijke en industriële doeleinden aan de omliggende gemeenten geleverd. Voorts dient het cokesovengas als grondstof voor de vervaardiging van ammoniak, waaruit stikstofmeststoffen worden vervaardigd. Voor dit doel werd in 1928 de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Kooksovengassen (Mekog) opgericht, in samenwerking met de Bataafsche Petroleum Maatschappij N.V. De Mekog zal, nu de uitbreiding van de productiecapaciteit is gereedgekomen, een productie van ca 275 000 ton meststoffen (vnl. kalksalpeter en kalkammonsalpeter) per jaar hebben.
De nieuwe fabriek zal echter niet zoals de oude op cokesovengas, doch op cokes als grondstof zijn gebaseerd. De teer wordt op teerproducten verwerkt door het Teerbedrijf Uithoorn (Tebu) N.V., van welke onderneming de Hoogovens de helft van het aandelenkapitaal bezit. Verder is de N.V. geïnteresseerd in een kalksteengroeve nabij Namen, waaruit ten dele de voor het bedrijf benodigde kalksteen kan worden betrokken. Ten slotte bezit de N.V. aanzienlijke pakketten aandelen in de Vereinigte Stahlwerke A.G., Düsseldorf, en de Nederlandsche Staalfabrieken v.h. J. M. de Muinck Keizer N. V. te Zuilen.
Terstond na Wereldoorlog II werden de studies hervat, die er op gericht waren de Hoogovens een grotere rol te doen spelen op de Nederlandse markt voor walserijproducten. Gevoerde besprekingen leidden ten slotte tot een bereidverklaring van de regering om mede te werken aan een regeling, waarbij een deel der voorgenomen uitbreidingen door de Hoogovens zelf en een ander deel door een nieuwe, in hoofdzaak door de Staat te financieren N.V. zou geschieden, waarbij echter vooropstond, dat deze twee bedrijvengroepen een innig samenhangend geheel zouden vormen. Ter uitvoering van deze regeling nam de N.V. Hoogovens op zich de staalfabriek uit te breiden tot een capaciteit van 570 000 ton per jaar en een blokwalserij te bouwen. Deze laatste is niet alleen onontbeerlijk voor de nieuwe walstechniek, doch betekent tevens een verbeterd uitgangspunt voor de productie van de walserij voor dikke platen, waarvan de capaciteit van 140 000 op 205 000 ton per jaar gebracht zal worden. Op 19 Juni 1950 werd overgegaan tot de stichting van bedoelde nieuwe N.V.. Breedband N.V. genoemd, in het kapitaal waarvan de Staat met ƒ 65 millioen en de Hoogovens met ƒ 2 millioen deelnemen.
Het productieproces, dat zich na voltooiing der uitbreidingen zal afspelen, zal er in grote trekken als volgt uitzien: met een deel van het door de eigenlijke hoogovens geproduceerde ruwijzer en met eigen en vreemd schroot zullen, evenals thans het geval is, de staalovens gevoed worden. Uit deze zal het staal worden gegoten tot zware (maximaal 11 tons-) blokken, die vervolgens door de door de Hoogovens te bouwen blokwalserij zullen worden voorgewalst tot een halffabrikaat, dat met de naam plakken (slabs) zal worden aangeduid. Deze tot 1300 mm brede plakken zullen ten dele de bestaande walserij voor dikke platen (Walserij West) voeden, ten dele zullen zij worden geleverd aan een door de Breedband N.V. te bouwen semi-continue breedband warmwalserij, die er een tweede halffabrikaat, nl. opgerold stalen band (coils), van vervaardigt. Deze rollen, met een maximumbreedte van 1220 mm en een maximum-gewicht van 3½ à 5½ ton, zullen: 1. het uitgangspunt vormen voor de verdere verwerking in een eveneens door de Breedband N.V. te bouwen koudwalserij annex blikfabriek; 2. na geknipt te zijn, de warmwalserij als gereed product in de vorm van dunne plaat verlaten. De juridische en financiële grens in dit technisch volkomen in elkaar verweven productieproces tussen N.V. Hoogovens en Breedband N.V. werd getrokken na de blokwalserij.
Het geplaatste kapitaal der Hoogovens bedraagt na de voor de financiering der uitbreidingen geplaatste emissie van 21 Juli 1950 ƒ48 366 600 gewone aandelen, ƒ 65 000 4½ pct preferente aandelen en ƒ 75 000 4 pct prioriteitsaandelen. Van het totale kapitaal is ca 30 pct in handen van de Staat en ca 10 pct in handen van de Gemeente Amsterdam. Verder werd nog voor de financiering der uitbreidingen bij institutionele beleggers een onderhandse 3½ pct lening van ƒ 20 millioen geplaatst, terwijl door de Herstelbank een 4½ pct lening op bijzondere voorwaarden van ƒ 21 millioen, benevens een renteloze lening op zeer bijzondere voorwaarden groot ƒ 4 millioen werden toegezegd. De dollarfinanciering van de uitbreidingsplannen van de Breedband N.V. is verder slechts mogelijk geweest, dank zij de medewerking van de E.C.A. Na een langdurig internationaal vooronderzoek bij de O.E.E.C., die hieromtrent niet tot een eensgezind oordeel kwam, nam de leiding der E.G.A. nl. op 8 Dec. 1949 het besluit, de voor de in de V.S. te bestellen installaties aangevraagde $23½ millioen toe te staan.
L. VAN ZWOL