Spaans jurist en historicus (Graus, prov. Huesca, 14 Sept. 1846-8 Febr. 1911), had een zeer moeilijke jeugd; eerst laat kon hij gaan studeren; hij werd advocaat en notaris.
Zijn geschriften bewegen zich vooral op het gebied van de sociologie, maar ook op dat der geschiedenis en folklore. Hij is als een van de voorlopers van het geslacht van 1898 te beschouwen. Hij was een warm voorstander van de „europeización” van Spanje, dat hij vurig begeerde op een Europees peil te brengen. Costa heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de regeneratie van Spanje na 1898.Bibl.: o.a.: La poesía popular española y mitología y literatura celtohispana (1881); Teoría del hecho jurídico, individual y social (1883); Derecho consuetudinario del Alto Aragón (1885); Estudios ibéricos (1891-1895); Colectivismo agrario en España (1898). Teksten: Obras completas, 5 dln (Madrid 1911-1915).
Lit.: M. Ciges Aparicio, J. C., el gran fracasado (Madrid 1930); J- B. Trend, Costa the Voice, in: The Origins of modern Spain (Cambridge 1934), blz. 153-168.