Visconde, Portugees romantisch dichter (Oporto 4 Febr. 1799 - Lissabon 10 Febr. 1854), studeerde te Coïmbra in de rechten; in het jaar dat hij baccalaureus werd, publiceerde hij het gedicht Retrato de Vernis, een soort geschiedenis der schilderkunst. Hij werd er van beschuldigd, door dit werk de goede zeden te hebben aangetast en het gevolg is een groot literair proces geweest, waarin hij zich schitterend heeft verdedigd (1821).
Reeds in zijn studietijd gaf hij drie treurspelen uit (in klassieke vorm) en werd op 21-jarige leeftijd bij het ministerie van binnenlandse zaken met de leiding van de afdeling Onderwijs belast. Tijdens de Restauratie van 1823 wegens zijn democratische gevoelens verbannen, begaf hij zich naar Engeland en later (1825) bekleedde hij een betrekking op het kantoor van den bankier Lafitte te Havre. Na de dood van Joao VI (1826) keerde hij naar zijn vaderland terug en trad er op als schrijver in vrijzinnige dagbladen. Zijn ballingschap is van grote invloed geweest op zijn werk, want hij werd bezield door de opvattingen van Byron en Shelley, Chateaubriand en Mme de Staël. Hij wendde zich van de arcadische school af en werd van de nieuwe richting in de literatuur de propagandist in Portugal. Met groot talent was hij werkzaam op ieder literair gebied, maar de politiek had zijn hartstocht opgewekt en hem naar de journalistiek gedreven. Hij leidde „O Cronista” en „O Português” en vooral aan zijn arbeid in het laatste blad heeft hij zijn verbanning te wijten. Onder de regering van Dom Miguel werd hij in de gevangenis geworpen (1828), doch wist weder naar Engeland uit te wijken. In 1832 nam hij als gewoon jager deel aan de expeditie van Dom Pedro, en na het herstel der orde zond Maria da Gloria hem als gezant naar Brussel (1834). Na de September-omwenteling van 1836 blonk hij als redenaar in de Cortes uit.Gedurende zijn afwisselende lotgevallen (ook in ballingschap) heeft hij de letterkunde van zijn land met goede gedichten verrijkt. Vooral heeft hij de verdienste gehad zijn land een nationaal toneel te schenken.
Een verzameling van zijn poëtische en prozaïsche werken is in 1854-1877 in 25 delen te Lissabon verschenen. Verscheidene van zijn werken zijn in andere talen vertaald o.a. zijn Camöes in het Duits door den graaf von Schack.
Bibl.: Zijn voornaamste werken zijn: Poëzie: Behalve het genoemde Retrato de Venus, twee tragedies: Merope (geschreven op 18-jarige leeftijd) en Catao; Camoes (1825), een vaderlands gedicht in 10 zangen; Dona Branca (1826), een in satirische toon geschreven gedicht, dat een voorval uit de Portugese geschiedenis bezingt; Adozinda (1828); Bernal-Francez (1829), een cyclus romances; Romanceiro (3 dln, 1851-1853), een belangrijke verzameling oude Portugese volkspoëzie, zijn beste werk; de romantische drama’s: Um Auto de Gil Vicente (1838); D. Filippa de Vilhena (1840); O Alfageme de Santarem (1841); Frei Luiz de Sousa (1844), het beste werk der Portugese toneelliteratuur, een huiselijk drama; A sobrinha do marqués (1848), een blijspel; de prozawerken: Viagens na minha terra (1837); O Arco de Sant’ Anna (1846), een historische roman in de geest van die van Walter Scott; de dichtbundel: Folhas cahidas (1852), het hoogtepunt van zijn lyriek, geïnspireerd door een late liefde opgevat voor de Viscondêssa da Luz.
Lit.: Gomes e Amorim, Memorias biograficas (3 dln, Lisboa 1881-1884); Lopes de Mendouga, Memórias de literatura contemporanea (1855); Teofilo Braga, As modemas ideias na literatura portuguesa; G. Ferreira Lima, Estudos Garretteanos (Tradugoes das obras de Garrett) (1926).