Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jean Marie GUYAU

betekenis & definitie

Frans wijsgeer (Laval 28 Oct. 1854 - Menton 31 Mrt 1888), leerling en stiefzoon van A. Fouillée*, heeft ondanks zijn vroegtijdig overlijden aanmerkelijke invloed uitgeoefend.

Hij kan tot zekere hoogte als een voorloper van de levensfilosofie beschouwd worden, die door Nietzsche, Dilthey, Bergson, Simmel e.a. in verschillende richtingen werd ontwikkeld. Hij was een der voornaamste Franse evolutionisten, terwijl verder het begrip solidariteit bij hem in het middelpunt stond: de kunst behoort een sociale zin te hebben; de ethiek verwerpt het egoïsme als isolering; ten slotte wordt in de religie de solidariteit met de kosmos beleefd. Toch is Guyau’s standpunt ook sterk individualistisch getint in zover hij in de ethiek uiterlijke verplichtingen sterk afwijst („anomie”) en in de toekomstige religie de mens ziet als onafhankelijk van elk dogma of rituaal. Solidariteit en altruïsme zijn voor hem echter een — dieper — feit en zullen zich volgens hem vanzelf verder ontwikkelen.J. J. POORTMAN

Bibl.: La morale anglaise contemporaine (1878); Esquisse d’une morale sans obligation ou sanction (1885); L’irréligion de l’avenir (1887); L’art au point de vue sociologique (1889) e.a.

Lit.: A. Fouillée, La morale, l'art et la religion d’après G. (1889, 10de dr., 1923); G. Kapteijn-Muysken, Affirmatie (1908); M. Meisner, G.’s Philosophie der Moral (1910); E. Bergmann Die Philosophie G.’s (1912); A. Bjarnason, J.

M. G. (1913); J. Kiesow, Die philos. Lyrik von G. (Greifswald 1916); H. Pfeil, J. M.

G. und die Philosophie des Lebens (1928, Schriften z. Philosophie der Neuzeit, I).

< >