Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Jan van den DALE

betekenis & definitie

Vlaams schilder en rederijker (Diest ca 1460 - Brussel 1522), Brussels poorter sinds ca 1494, stond in 1506-’07 aan het hoofd van het schildersambacht en uit ongeveer die jaren is waardevol schilderwerk van hem bewaard. Nadat anderzijds de Violette, welker factor hij was, in 1507 met de Lelie (onder Smeken en Percheval) tot de Mariacrans was samengesmolten, werd hij ook van deze beroemde kamer, na Smeken’s dood (1517), de factor en ipso facto stadsdichter.

Zijn dichtwerken, waaronder vele toneelstukken, kenden in hun tijd grote bijval en zelfs werd een poëma van hem, tot dusver niet geïdentificeerd, door Philips de Schone (gest. 1506) met een kostbare ring vereerd. Onlangs werden van hem weer algemeen toegankelijk gemaakt: 1. De Stove (ca 1500?), een levendig, door twee jonggehuwde vrouwen in een badstoof gevoerd pro en contra in verband met „de strijd om de broek”;
2. Die Wre vander Doot (ca 1516), een indrukwekkend nieuwjaarsgedicht, waarin de Moedermaagd als middelaarster wordt verheerlijkt en dat niet alleen een twintigtal uitgaven (ook als schoolboek) beleefde, maar bovendien nog in het Frans werd vertaald. Jan v. d. Dale, een gestudeerd en welgesteld burger (vader van negen kinderen), heette in de wandeling „Dale”, maar verlatijnste soms zijn naam tot Jo. de Valle of, met letterkeer van het laatste woord: Johannes Ellav.

DR W. VAN EEGHEM

Lit.: G. Degroote, Jan van den Dale. gekende werken (Antw. 1944); Revue belge de philologie et d’histoire, XXV (Brux. 1947), 689 vlgg. en XXVI (1948), 934 vlgg.; Jaarboek der Fonteine IV (Antwerpen 1948), 7 vlgg.; De Gulden Passer XXVI (Antwerpen 1948).

< >