Nederlands vlootvoogd (Gouda 1630 - Palermo 2 Juni 1676), diende reeds in 1650 ter zee en werd in 1659 extra-ordinaris kapitein bij de admiraliteit van Amsterdam. In dat jaar nam hij deel aan de tocht van De Ruyter naar Denemarken en in 1665, na de slag bij Lowestoft (13 Juni), werd hij tot ordinaris kapitein bevorderd.
Zijn gedrag bij de verdere krijgsbedrijven van de Tweede Engelse Oorlog* (1665-1667) bracht hem in 1670 de benoeming tot schout-bij-nacht en toen hij zich tijdens de Derde Engelse Oorlog* (1672-1674) vooral in de slag bij Kijkduin (21 Aug. 1673) had onderscheiden, volgde hij zijn tweede eskaderchef, Isaac Sweers*, op als vice-admiraal. Het bekendst echter is Den Haen geworden tijdens de Eerste Franse Zee-oorlog (1672-1678), en wel door zijn deelneming, als Tweede Persoon op de vloot, aan de noodlottige tocht van De Ruyter in 1675-’76 naar de Middellandse Zee. Hij heeft het de opperbevelhebber door zijn lastig humeur toen niet gemakkelijk gemaakt, doch na De Ruyter’s dood (29 Apr. 1676) heeft Den Haen, die zich in de slagen bij Stromboli en de Etna (8 Jan. en 22 Apr. 1676) gelijk gewoonlijk dapper had gedragen, als tijdelijk luitenantadmiraal-generaal volhardend gestreden tegen de euvelen van de gebrekkige samenwerking met de bondgenoot, Spanje. Aan hem en aan de tijdelijke vice-admiraal Callenburgh* was het te danken, dat de schepen der Republiek behouden bleven, toen de Fransen op 2 Juni 1676 een zware aanval deden op de in de baai van Palermo liggende Nederlands-Spaanse vloot. Kort voor het einde van dit gevecht is Den Haen door een kogel op slag gedood. Hij werd in de St Janskerk te Gouda begraven.DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 2de dr., dl 2 (Haarlem 1859) ; Nieuw Ned. Biogr. Woordenb., dl 3 (1914).