Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Humiliaten

betekenis & definitie

(Lat., deemoedigen) waren leden ener broederschap van vrome leken, zowel mannen als vrouwen, welke reeds ca 1178 in Lombardije bestond. In navolging van de Armen van Lyon, trokken zij predikend rond en verkondigden hun ideaal: eenvoud en armoede in navolging van Christus.

Zij hielden regelmatig samenkomsten en vastten driemaal in de week. Bijzondere verdiensten hadden zij voor de wolweverij. Op de 11de Algemene Synode, het 3de Lateraanse concilie (1179) stond paus Alexander III hun de lekenprediking toe onder bepaalde voorwaarden. Het merendeel der leden verviel echter tot een ketterse secte, door afwijkingen van de leer der Kerk, het niet-erkennen der kerkelijke overheid, het zich aanmatigen van de priesterlijke bediening en door een overdreven armoedebeoefening. Tegelijk met de volgelingen van Waldes (Waldenzen) werden zij in 1184 door paus Lucius III geëxcommuniceerd. Een deel hunner bleef hardnekkig; de overigen wist paus Innocentius III tot de Kerk terug te brengen.

Hij organiseerde hen in 1201 tot een religieuze Orde, bestaande uit een eerste (priesters-kloosterlingen), tweede (in het klooster levende leken, mannen en vrouwen) en derde Orde (in de wereld levende leken, mannen en vrouwen). In 1216 telde het bisdom Milaan reeds 150 kloosters. In het midden der 14de eeuw verdween de zgn. Derde Orde. Toen de H. Carolus Borromeus de orde wilde hervormen, pleegde de priester La Farina een moordaanslag op hem, waarop Pius V de congregatie ophief (1569). De vrouwelijke tak, Humiliatinnen, ook Blassonische Zusters (naar verschillende oversten uit het adellijk geslacht Blassoni) of hospitaalzusters genoemd, die door de opheffingsbul van paus Pius V niet werd getroffen, bestaat heden in Italië nog in enkele kloosters voort.Lit.: H. Tiraboschi, VeteraHumiliatorummonumenta (3 dln, Milano 1766, vlg.); L. Zannoni, Gli umiliati (Milano 1911); J. Pierron, Die katholischen Armen (1911); F. v. d. Borne O.F.M., Die Anfänge des franziskan. Dritten Ordens (1925); J.

Lindeboom, Stiefkinderen v. h. Christendom (1929), 86 e.v.

< >