Duits schrijver (Habelschwerdt 16 Febr. 1864 - Oberschreiberhan 11 Sept. 1940), was tot 1915 onderwijzer. Na zijn eerste naturalistische sociale romans is zijn levensbeschouwing sterk beïnvloed door Jakob Böhme, Meister Eckhart en Spinoza, terwijl ook de invloed van de leer van Lao Tse en van het Boeddhisme niet te miskennen is.
De mystiek bleek een grondtrek van zijn wezen; zijn wijze van uitbeelding en zijn stijl bleven echter realistisch.Bibi.: Der Schindelmacher (1899); Der begrabene Gott (1905); Meta Konegen (drama, 1905); Drei Nächte (1909); Geschichten aus dem Mangelhause (1913); Abendrot (nov., 1915); Der Heiligenhof (1918); Ein Lebensbuch (ged., 1920); Peter Brindeisenei (1924); Der Geigenmacher (nov., 1926); Nathanael Maechler (1929); Meister Gajetan (1931); Die Nachkommen (1933); Mein Leben (1934, autobiogr.); Gesamm. Werke (1927-’36).
Lit.: Das H. St.-Buch, hrsg. v. H. Ch. Kaergel (1934, met bibliogr.); E. Freytag, H. S., Gehalt u. Gestalt seiner Dichtung I; Weltanschauung, diss. Groningen (1936); G. Blanke, S.’s Menschengestaltung (1939).
