Amerikaans staatsman (New York 21 Sept. 1867-21 Oct. 1950), sedert 1891 advocaat, werd in 1906 officier van justitie en was 1910-1913 minister van Oorlog onder president Taft. Hij werd in Wereldoorlog I kolonel en in 1922 kreeg hij de rang van brigadegeneraal.
Van 1927-1929 was hij gouverneur van de Philippijnen en in laatstgenoemd jaar benoemde Hoover hem tot minister van Buitenlandse Zaken. Als zodanig leidde hij de Amerikaanse delegaties op de Londense Vlootconferentie in 1930 en op de Ontwapeningsconferentie in 1932. Bekend werd hij door de zgn. Stimson Doctrine (geformuleerd in 1931 n.a.v. de Japanse inval in Mandsjoerije) krachtens welke de V.S. geen door geweld verkregen veroveringen zouden erkennen. In 1933 afgetreden werd Stimson, ofschoon Republikein, door Roosevelt in 1940 benoemd tot minister van Oorlog, welk ambt hij tot 1945 bleef bekleden. Nog in 1947 kwam hij aan het hoofd van een comité tot steun aan het Marshallplan.Bibl.: In Peace and War (1948).