Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Henri wilhelm philip elise van den bergh van eysinga

betekenis & definitie

Ned. pred. (VGrav. 9 Aug. 1868-Zutfen 15 Ap,. ig2o), stond in de Herv. gemeenten van Stiens en Zutfen. Bekend schrijver, geliefd prediker, man van niets ontziende eerlijkheid, boetprofeet en omwentelingsman „heeft hij allen” (naar het getuigenis van zijn broeder) „die daarvoor vatbaar bleken tot heilige ontevredenheid met het voor de hand liggende gedwongen, hunne oogen geopend voor de platheid en het gemis aan cultuur en de onchristelijkheid onzer samenleving, geestelijk leven gewekt in kringen, waartoe de Kerk in onze dagen zelfs niet door hare beste vertegenwoordigers reiken kon.”

Bibl.: Een bladzijde uit de wijsbegeerte der religie. Elementen tot de vorming eener religieus filosofische wereldbeschouwing (diss. 1897); Studies (1897); Het bankroet van religie en christendom in de moderne maatschappij (1898); Apologie en bevestiging (1899); Wijsgeerige bladen I-IV (1903-1907); De wetenschap en hare wereldbeschouwing (1915; vert. i. h. Tsjechoslowaaks, 1925); De ziel der menschheid, 4 dln (1915—*18); Tot het eeuwig zelf, een boek van godsdienstige opvoeding (1918); Het weidsch ornaat (z.j.); Uren met Hegel (1918); Revolutionnaire cultuur (1919); Eros (1920); Wereldvrede (posth. 1923).

< >