Nederlands psycholoog (Laeken 5 Juni 1884), studeerde te Groningen theologie en wijsbegeerte en promoveerde in 1913 aldaar cum laude tot doctor in de wijsbegeerte. De studie in psychologie en paedagogiek zette hij voort te Genève bij Ed.
Claparède, en te Breslau bij William Stern. In 1913 werd hij privaatdocent te Groningen in de wijsbegeerte, in 1919 lector in de paedagogiek, en eveneens directeur van het Sociaal-Paedagogisch Instituut, de Dr D. Bos-Stichting, welke in 1920 werd geopend. Onder zijn leiding heeft dit Instituut pionierswerk in Nederland verricht op het terrein der toegepaste psychologie en psychotechniek.
In 1928 werd hij, bij het aftreden van Heymans, benoemd te Groningen tot gewoon hoogleraar in de zielkunde en haar toepassingen, paedagogiek en psychotechniek. Enerzijds hebben onderzoekingen over de wijsgerige grondslagen der psychologie zijn voorkeur, terwijl anderzijds uit de arbeidsgemeenschap van de Bos-Stichting onder zijn leiding zijn voortgekomen een serie publicaties betreffende de maatschappelijke betekenis der psychotechniek, onderzoekingen naar de algemene begaafdheid, in het bijzonder de opmerkzaamheid. Hij is mede-oprichter en voorzitter van het ,,Nedeilandsch Instituut van Praktizeerende Psychologen”.PROF. DR M. J. LANGEVELD
Bibl.: Theoretische verhandelingen en experimentele bijdragen o.a. in Ztschr. f. Psychologie, Ztschr. f. angewandte Psychologie, Tdschr. voor Wijsbegeerte, Paedagogische Studiën, en als ,,Mededeelingen der Dr D. Bos-Stichting”. In boekvorm: De Waarheidstheorie van William James.
Een samenvatting en beoordeeling. Diss. (1913); Psychologische Methoden en Begrippen (1922), in 1947 verschenen in uitgebreide vorm, in 3 dln; Om het waarheidsprobleem. Positivistische denkvormen, hun zin en hun tekort (1927).