hertog van SAKSEN (Dresden 18 Mrt 1473 - Freiburg 18 Aug. 1541), tweede zoon van Albrecht* van Saksen, werd in 1499, toen zijn vader naar Duitsland vertrok, met het bestuur in Friesland belast. Wegens het opleggen van nieuwe schattingen kwamen de Friezen in opstand en belegerden hem op Sjaardamastate te Franeker, zodat zijn vader en Erik van Brunswijk zich daarheen moesten begeven tot ontzet.
Toen hertog Albrecht kort daarna overleed, liet hij zijn Duitse Staten na aan zijn oudste zoon George en Friesland aan Hendrik. Deze wenste echter in geen geval terug te keren naar het hem zo vijandige Friesland, zodat hij zijn gebied afstond aan zijn broeder, die in 1505 gehuldigd werd. Hendrik trok toen ter bedevaart naar Spanje (hij had in 1498 reeds het Heilige Land bezocht) en vestigde zich op zijn kasteel te Freiburg om zijn Saksische gebieden te regeren. Vooral door zijn huwelijk met de dochter van de Mecklenburgse hertog werd hij aanhanger van de Hervorming, in scherpe tegenstelling met zijn broeder George. Bij diens dood volgde hij deze op, doch zijn kortstondige regering over het hertogdom Saksen is van geen betekenis, behalve dan dat het land voor Luther openstond. Vandaar zijn bijnaam „de vrome”.