Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Hendrik Constantijn CRAS

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde (Leiden 4 Jan. 1739 - Amsterdam 5 Apr. 1820), studeerde te Leiden in de rechten en werd in 1771 benoemd tot hoogleraar in het Romeins en hedendaags recht aan het Athenaeum te Amsterdam. Vier jaar later werd hij daarenboven aangesteld tot hoogleraar in het staatsrecht, in 1785 benoemd tot bibliothecaris van Amsterdam, welke betrekking hij naast zijn professoraat vervulde en in 1790 werd hem de titel van hoogleraar in het natuur- en volkenrecht verleend.

Wegens de staatkundige woelingen in Nederland werd hij in 1798 afgezet, doch niet lang daarna in zijn betrekking hersteld en tot lid van de Commissie van Twaalf benoemd, belast met het ontwerpen van een nieuwe wetgeving voor de Bataafse Republiek.Bibl.: Disputatio, qua demonstratur, nullum in ethica christiana praeceptum esse, quo et singuli cives in commodis suis sequendis, et principes in republica secundum politices regulas administranda impediantur (1782), Disputatio de hominum aequalitate ac juribus officiisque, quae inde oriuntur (1792), Disputatio de principiis doctrinae morum (1794), Laudatio Hugonis Grotii (1796), die alle vier met goud zijn bekroond. Onderzoek van het project tot herstel van het financiewezen der Republiek (1795) 5 Drie verhandelingen over het zedelijk gevoel (1807 enz.).

Lit.: Gedenkboek v. h. Athen. en de Univ. v. Amsterdam (1632-1932), blz. 135 vlgg. en blz. 575.

< >