Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HENDRIK (Brabant)

betekenis & definitie

naam van drie hertogen van BRABANT, welke reeds tevoren was gedragen door drie graven van LEUVEN, hun voorvaderen: Hendrik I (1015-1038), Hendrik II (1063-1079) en Hendrik III (1079-1095).

Hendrik I

(1165 - Keulen 5 Sept. 1235), zoon van hertog Godfried III en van Margaretha van Limburg, volgde in Aug. 1190 zijn vader op. Het streven van deze zeer doelbewuste, bekwame, maar weinig scrupuleuze vorst was er op gericht aan zijn huis de heerschappij te verschaffen in het hertogdom Neder-Lotharingen tussen Schelde en Rijn, waarvan hij de titel droeg (eerst zijn opvolgers hebben zich tevens hertogen van Brabant genoemd), en vooral tussen Maas en Rijn de handelsweg te beheersen die Keulen via Maastricht met Brugge verbond. Deze politiek, die door de volgende hertogen werd voortgezet, genoot de steun van de opbloeiende Brabantse steden. Hendriks poging tot herstel van de oude hertogelijke rechten in Lotharingië leed schipbreuk, vooral door het verzet van Boudewijn V van Henegouwen (Rijksdag van Schwäbisch Hall, 1190). Niettemin wist hij in westelijk Neder-Lotharingen een grote mate van feitelijke hegemonie te verwerven en verscheidene landsheren er toe te brengen zijn suzereiniteit te erkennen. Ook ten N. van de Maas liet hij zich gelden, waarbij hij in botsing kwam met de graven van Gelre en van Holland. De eerste werd gedwongen hem als leenheer te huldigen voor de Veluwe en Oosterbeek, de laatste moest zijn vazal worden voor Dordrecht (1203).

Maar de Brabantse expansiepolitiek was in de eerste plaats oostwaarts gericht. Hendrik I heeft heeft hierbij geprofiteerd van de grote tegenstelling in West-Europa tussen een Engels-Welfische- en een Frans-Staufische partij; hij is van de een naar de ander overgegaan, naar gelang hij zijn voordeel zag. Het voornaamste object van zijn uitbreidingsstreven was het Sticht van Luik met het graafschap Loon, inz. de steden Maastricht en St Truiden langs de grote handelsweg. Een bondgenoot vond hij hierbij doorgaans in de aartsbisschop van Keulen. Hendrik, aanvankelijk verklaard tegenstander van de Staufische keizers, slaagde er in 1191 in, zijn jongere broeder Albert van Leuven tot bisschop van Luik verkozen te krijgen (8 Sept.). Keizer Hendrik VI weigerde, anders dan paus Celestinus III, deze keuze te bekrachtigen en benoemde Lotharius van Hochstaden.

Albert, te Reims tot bisschop gewijd (20 Sept. 1192), werd aldaar twee maanden later door felle aanhangers van de keizer vermoord (24 Nov.). Een formeel verbond van de hertogen van Brabant en Limburg en de aartsbisschop van Keulen tegen Hendrik VI was hierop het antwoord. In 1204 ging Hendrik echter, met Keulen, over naar de zijde van de Hohenstauf, koning Philips van Zwaben, wat hem o.a. de abdij van Nijvel en de erkenning van de erfelijkheid ook in vrouwelijke lijn van zijn hertogdom opleverde. Tevens werden hem de Rijksrechten en -bezittingen in Maastricht overgedragen, van welke stad de hertog van Brabant voortaan medeheer was (met de bisschop van Luik). In 1207 verloofde Hendrik zijn pasgeboren zoon Hendrik (II) met ’s konings dochter Maria. Nadat echter Philips van Zwaben was vermoord (21 Juni 1208) en de Welf Otto IV in Duitsland de overhand kreeg, sloot Hendrik zich opnieuw aan bij de Engels-Welfische coalitie, na een ogenblik de koningskroon voor zichzelf te hebben willen bemachtigen.

In Mei 1212 verraste en plunderde hij het Staufisch-gezinde Luik, doch achtte het hierop geraden naar de Frans-Staufische partij terug te keren (Apr. 1213), o.m. omdat hij een ingrijpen van Philips Augustus ten gunste van Luik vreesde. Sinds 1210 weduwnaar van Machteld van Boulogne, huwde hij nu met een dochter van de Franse koning, Maria, weduwe van Philips van Namen. Bij een nieuwe inval van Hendrik I in het Sticht van Luik leed hij 13 Oct. 1213 bij Steppes een zware nederlaag tegen de stedelijke milities van bisschop Hugo van Pierrepont en tegen Lodewijk van Loon. Daar hij tevens in het W. werd bedreigd door de Vlaamse graaf Ferrand van Portugal, veranderde hij in Febr. 1214 noodgedwongen opnieuw van partij. Weer werd de nieuwe constellatie door een huwelijksverbintenis gesymboliseerd, ditmaal van Hendriks dochter Maria met keizer Otto IV zelf (19 Mei 1214). Na de slag van Bouvines* (27 Juli 1214), waaraan de Brabantse hertog zonder veel geestdrift deelnam, haastte deze zich, zich met de overwinnaars Philips Augustus en Frederik II van Hohenstaufen te verzoenen. De laatste bevestigde de Brabantse rechten in Maastricht.

Lit.: G. Smets, Henri I, duc de Brabant (1908). Zie, ook voor H. II en H. III, eveneens: H. Pirenne, Hist. de Belgique I (5de dr., 1929); F.

L. Ganshof, in Gesch. v. Vlaanderen II (1937); Th. Luykx en P. Bonenfant, in Algem. Gesch. der Nederl. II (1950)* Voor Albert van Leuven: E. de Mo re au, Hist.de PEglise en Belgique III (i945).

Hendrik II

(1207 - 1 Febr. 1248), zoon van de voorgaande, erfde diens hertogdom in 1235. Hij zette de politiek van oostwaartse expansie voort, zij het onder gewijzigde omstandigheden. Aan het bondgenootschap met de aartsbisschop van Keulen, in wie nu minder een helper dan een concurrent werd gezien, is een einde gekomen, terwijl de veelvuldige twisten tussen de bisschop van Luik en diens steden aan de Brabantse hertog herhaaldelijk een welkome gelegenheid boden om tussenbeide te komen. Toen in 1239 de aartsbisschop Koenraad van Hochstaden zich van keizer Frederik II losmaakte en de partij van de paus koos, sloot Hendrik zich, evenals hertog Hendrik IV van Limburg, nauw bij de keizer aan en steunde hij de stad Keulen tegen de aartsbisschop. De strijd leverde aan Hendrik II in 1244 het graafschap Daelhem op, ten O. van de Maas. Gelre en Holland stonden onder zijn invloed tijdens de minderjarigheid van zijn neven Otto II (1229-1271), zoon van zijn zuster Margaretha, en Willem II (1234-1256), zoon van Machteld van Brabant.

Willem van Holland had zijn keuze tot Rooms-koning in 1247 vooral te danken aan zijn oom van Brabant, die voor zichzelf de koningskroon had geweigerd. Een derde neef, Hendrik van Gelre, werd bisschop van Luik (1247-1274). Ook Hendrik II verwijderde zich van de keizer en vormde in de Nederlanden een coalitie tussen Brabant, Holland, Gelre, Luik en Henegouwen (Avesnes), die aan de zijde van Frankrijk en de paus stond tegenover de keizer Frederik II, Engeland en Vlaanderen (Dampierre).

Na de dood van zijn eerste gemalin Maria van Hohenstaufen (dochter van Philips van Zwaben) in 1235, huwde Hendrik II in 1241 met Sophia van Thüringen, die in 1247, na het kinderloos overlijden van de landgraaf en Rooms-koning Hendrik Raspe (gehuwd met Beatrix van Brabant, dochter van Hendrik II), Thüringen erfde. De zoon uit dit tweede huwelijk, Hendrik de Jonge, volgde in de landen van zijn moeder op en werd de stamvader van het huis Hessen.

Lit.: G. Boland en E. Lousse, Le testament d’Henri II, duc de Brabant (in: Rev. hist. de droit français et étr. XVIII, 1939).

Hendrik IIl

(1231? - 28 Febr. 1261), zoon van Hendrik II uit diens eerste huwelijk met Maria van Hohenstaufen, hertog van 1248 - 1261, trad eerst na de dood van zijn neef koning Willem II (1256) op de voorgrond. Hij steunde de candidatuur voor het Rooms-koningschap van Alfonsus van Castilië en werd door deze, 16 Oct. 1257, belast met de handhaving van de vrede en de bescherming van de vazallen en steden des Rijks tussen Brabant en de Rijn en van de grenzen van het bisdom Trier tot aan de zee: een belangrijk precedent voor latere aanspraken.

Hij was zeer Frans georiënteerd, zowel in politiek als in cultureel opzicht. De minnezanger Adenet* le Roi verkeerde aan zijn hof en van hemzelf zijn enkele Franse hoofse gedichten overgeleverd. Uit zijn huwelijk met Alix van Bourgondië liet hij vier minderjarige kinderen na. De oudste zoon, Hendrik (IV), deed in 1267 afstand van zijn rechten ten behoeve van zijn broeder Jan I, en trok zich terug in de abdij van St Bénigne te Dijon.

Lit.: A. Wauters, Henri III, duc de Brabant (in: Bulletin de l’Acad. roy. de Belg., 2e série XXXVIII-XL, 1874-1875); G. Boland, Le testament d’H. III, duc de Br. (in: Rev. d’hist. ecclésiastique XXXVIII, 1942); A. Henry, L’œuvre lyrique d. H.

III, duc de Br. (Rijksuniv. te Gent, Werken Fac. v. Wijsbeg. en Lett. CIII, 1948).

< >