Duits kunsthistoricus (Hamburg 11 Febr. 1794 - Kopenhagen 15 Juli 1868), werd in 1832 directeur van de „Gemäldegalerie” te Berlijn en in 1844 hoogleraar in de kunstgeschiedenis aan de universiteit aldaar. Hij was een van de eerste systematische kunstnavorsers en heeft de ontwikkeling der kunsthistorie tot een afzonderlijk vak bevorderd.
Het Berlijnse museum heeft vele aanwinsten aan hem te danken.Bibl.: Über die Maler Hubert u. Joh. v. Eyck (1822, uitstek, voorbeeld v. e. kunsthist. monographie); Kunstwerke u. Künstler in England u. Paris, 3 dln (1837-’39); Kunstwerke u. Künstler in Deutschland, 2 dln (1843-45); Treasures of Art in Great Britain, 3 dln (1854, suppl. 1857, nog heden dikwijls aangehaald); Kleine Schriften, uitg. d.
A. Woltmann (1875, m. biogr.).
Lit.: W. Waetzold, Deutsche Kunsthistoriker, Bd 2 (1924).