heet in de versterkingskunst de dekking (meestal in verticale zin) van een kazemat of schuilplaats, als deze tegen voltreffers uit geschut van middelbaar of zwaar kaliber (15 cm en meer) beschermt. Tegen granaatvuur van zwaarder kaliber dan 15 cm kan practisch slechts een dekking van gewapend beton of een pantsering bescherming verlenen.
Tegen 15 cm-voltreffers kan ook nog met andere materialen (hout, profielijzer en grond) in daartoe geëigende constructies granaatvrijheid worden verkregen. De vroeger gebruikelijke benaming bomvrij is verouderd; men noemde zo de dekkingen van onderkomens in vestingen en forten, gebouwd vóór ca 1885, welke dekkingen bestonden uit segmentvormige gewelven van metselwerk, dik ca 1 m en een laag zand, dik 2,5 à 3 m, gemeten boven het hoogste punt van het metselwerk.