Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Giovanni PAPINI

betekenis & definitie

Italiaans schrijver, dichter, literair en wijsgerig polemist (Florence 9 Jan. 1881), in feite autodidact, een rusteloze, originele, critische geest, stichtte in 1903 met G. Prezzolini het tijdschrift Leonardo tegen het toen oppermachtig positivisme; in 1908 La Voce, dat met zijn program van geestelijke zuiverheid, anti-academisme, antirhetoriek, grote invloed uitoefende in, en gezag had tot ver buiten Italië; in 1913 met A.

Soffici het revolutionnaire periodiek Lacerba. Zijn eerste boeken vol paradoxen en afbraak (Crepuscolo dei filosofi, 1904), waarover het pragmatisme van James peet stond, waren vol opstand tegen de religie; ook aan het Futurisme* nam Papini vóóraan deel. Maar reeds van 1912 af, met de machtige en sombere autobiografie Un uomo finito (Ned. vert.: Jeugdstorm, 1932), gevolgd in 1915 door Cento pagine di poesia welke getuigen van de serene momenten in deze verscheurde ziel, tekent zich al de kentering af: land- en gezinsleven wer-(pagina mist)

het geval met de dagelijkse kleding, die zich vaak eigenlijk tot enkele sieraden beperkt. Bekend is de peniskoker, de „schaambedekking” der mannen, die bijv. bij de Dwergpapoea’s zodanig opvallend is, dat hij eer het tegendeel van bedekking schijnt.

Voordat de Papoea’s met de Europese beschaving in aanraking kwamen, leefden zij nog in het stenen tijdperk. Er zijn stammen, bij wie de landbouw het hoofdmiddel van bestaan is, andere echter leven uitsluitend van jacht, visserij en het verzamelen van plantaardig voedsel, dat in de vorm van kokosnoten, bananen en knolgewassen rijkelijk aanwezig is. In de huizenbouw komt de verscheidenheid van cultuur tot uiting. Naast goed gebouwde woningen (de jongelingshuizen) vinden wij niet meer dan armzalige hutten. Allermerkwaardigst zijn de boomwoningen, hoog in de kruinen gebouwd. Zij zijn duidelijk een bescherming tegen onverhoedse overvallen van koppensnellende vijanden. (Voor de kunst der Papoea’s z Nieuw-Guinea, 1, kunst.)

PROF. DR H. TH. FISCHER

Lit.: P. Wirz, Anthropol. u. Ethnol. Ergebnisse d. Centr. Neu-Guinea Expedition 1921-1922 (Nova-Guinea.

Vol. XVI (1924); F. E. Williams, Orokaiva Society (London 1930); J. v. Baal, Godsdienst en samenleving in Ned. Zuid-Nieuw-Guinea, diss.

Leiden (1934); Margaret Mead, Sex and Temperament in Three Primitive Societies (London 1935); G. Bateson, Naven (London 1936); G. J. Held, P. van Waropen (Leiden 1947); id., De P., cultuurimprovisator (’s-Gravenhage 1951).

< >