(zie de platen) noemt men gewassen die, ook wanneer zij in betrekkelijk kleine hoeveelheden inwendig worden gebruikt, een schadelijke invloed op het lichaam uitoefenen. Men vindt ze bij onderscheiden plantenfamilies.
Dat vele soorten van Zwammen (Fungi) vergiftige eigenschappen hebben is algemeen bekend. Onder de grassoorten noemen wij de Dolik (Loliutn temulentum L.) en Festuca quadridentata Kth., die in Ecuador groeit en dodelijk is voor het vee. Van de Aroïdeeën vermelden wij de Aronskelk (Arum maculatum L.) en de Slangenwortel (Calla palustris L.); van de Liliaceeën de Herfsttijloos (Colchicum autumnale L.), de Nieswortel (Veratnm album L.), de Keizerskroon (Fritillaria imperialis L.), Eenbes (Paris quadrifolia) en verschillende soorten van zwaardleliën; van de Amaryllidaceeën het Sneeuwklokje (Galanthus nioalis L.), de Narcis (Narcissus L.) enz. De bollen van deze gewassen veroorzaken braking.
Van de familie der Kegeldragenden (Coniferae) noemen wij de Taxisboom (Taxus baccata L.), de Zevenboom (Juniperus sabina L.) en van de Thymelaeaceeën het peperboompje (Daphne mezereum L.). Voorts noemen wij van de Caprifoliaceeën de gewone Sneeuwbal (Vibumum opulus L.); ook andere soorten dragen vergiftige bessen. Tot de Rubiaceeën behoort Cephailis ipecacuanha L. Onder de Samengesteldbloemigen (Composieten) zijn slechts weinig giftplanten; toch behoort daartoe de Lactuca virosa L., waarvan de giftigheid echter niet groot is.
De meeste Lobeliaceeën veroorzaken ontsteking in het darmkanaal. Een beruchte familie van giftplanten is die der Solaneeën of Nachtschaden; hiertoe behoren Mandragora; de Wolfkers (Atropa belladonna L.), de Zwarte Nachtschade (Solanum nigrum L.), het Bitterzoet (S. dulcamara L.), de Doornappel (Datura stramonium L.), het Bilzenkruid (Hyoscyamus niger L.) en de Tabak (Nicotiana tabacum L.). Van de Scrophulariaceeën noemen wij het Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea L.). Ook onder de Convolvulaceeën vindt men vele planten met scherpe, purgerende sappen, zoals Convolvulus jalapa L. (Ipomaea purga)y Convolvulus scammonia L. enz.
Tot de Loganiaceeën behoort de Kraanogenboom (Strychnos nux vomica L.). Ook onder de Ericaceeën zijn, zoals de Azalea (Azalea pontica L.) enz., giftplanten. Onder de Schermbloemigen (Umbelliferen) noemen wij de Waterscheerling (Cicuta virosa L.), de Dolle kervel (Conium maculatum L.) en de Hondspeterselie (Aelhusa cynapium L.). Tot de Komkommergewassen (Cucurbitaceeën) behoort de Kolokwint (Citrullus colocynthis L.) en tot de Vlinderbloemigen (Papilionaceeën) de Gouden Regen (Cytisus labumum L.).
Vele soorten der Ranunculaceeën zijn vergiftig, zoals de Monnikskap (Aconitum L.), de Ridderspoor (Delphinium L.), de Zwarte Nieswortel (Helleborus niger L.), de Akelei (Aquilegia L.), voorts alle Ranonkel-, Anemone- en Adonissoorten, als Ranunculus sceleratus, Anemone pulsatilla of Pulsatilla vulgaris. Van de giftplanten uit de familie der Papaveraceeën vermelden wij de Slaapbol (Papaver somniferum L.) en de Stinkende Gouwe (Chelidonium majus L.). Ook de viooltjes bevatten een brakingverwekkende stof. De meeste Euphorbiaceeën zijn vergiftig en van de Celastrineeën onderscheidt zich de Papenmuts (Euonymus europaeus) door dezelfde eigenschap. Sommige soorten van de familie der Amygdaleeën bevatten het hoogst vergiftige blauwzuur.