Nederlands schilder en toneelontwerper (’s-Gravenhage 12 Sept. 1899), is bouwkundig ingenieur en studeerde voorts aan de Academie van Beeldende Kunsten te ’s-Gravenhage. Van 1925-35 woonde en werkte hij te Parijs.
In 1928 maakte hij wandschilderingen in de Remonstrantse Kerk te ’s-Gravenhage. Na een werk- en studieverblijf in 1935 te New York werd zijn verblijf te Amsterdam, tot 1940, een periode van tal van opdrachten. De bekende muurschilderingen in de Stadsschouwburg en het Concertgebouw resp. met scènes uit de Commedia dell’ arte en uit de Griekse mythologie tonen de zwierige en licht aansprekende, speelse charme van zijn kunst. In dezelfde jaren ontstonden zijn muurschilderingen in het Nederlandse paviljoen der Cité Universitaire te Parijs en in villa’s in Engeland en Frankrijk. Hij verzorgde de aankleding der balletten Diana (muziek Alex Voormolen) en Coppelia (Leo Delibes) in opdracht van de Wagnervereniging en was ook werkzaam aan andere toneelontwerpen. Van 1940-48 werkte hij weer te New York (wandschilderingen Nederlands Informatiebureau in Rockefeller Center en gebouw der Ned.
Handel-Maatschappij aldaar). Na zijn terugkeer in Nederland volgden nog wandschilderingen (sgraffito) in het gebouw van Werkspoor te Utrecht, terwijl hij voor de Nederlandse Opera tijdens het Holland Festival van 1949 en 1950 resp. van Manon (Massenet) en Oberon (Weber) met wisselend succes de aankleding verzorgde. Daarnaast bleef hij al deze jaren als schilder buitengewoon productief.
