Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GEORGIA

betekenis & definitie

(officiële afkorting Ga.) is een der Zuidatlantische staten der V.S., en werd genoemd naar koning George II van Engeland. Het is een der 13 staten van de oorspronkelijke Unie; als bijnamen er voor zijn in gebruik: „The Empire State of the South” en „The Cracker State”.

Het staatsmotto is „Wisdom, Justice, Moderation”, de symbolische bloem is de Cherokee Rosé.Georgia heeft een oppervlakte van 152 137 km2 en is de grootste staat ten O. van de Mississippi. In 1940 telde het een bevolking van 3 123 723 inwoners, welke voor 65,3 pct uit blanken en voor de rest bijna uitsluitend uit negers bestond. Deze laatsten wonen in de steden in bepaalde wijken bijeen, terwijl ze op het platteland geconcentreerd zijn in de voormalige plantagegebieden (de zgn. „Black Belts”). De staat is verdeeld in 159 counties, grenst in het N. aan Tennessee en Noorden Zuid-Carolina, in het O. aan Zuid-Carolina en de Atlantische Oceaan, in het Z. aan Florida en in het W. aan Alabama.

Georgia ligt tussen 81° en 86° W.L.; de ca 200 km lange noordgrens (met Tennessee en Noord-Carolina) loopt langs de 35ste breedtegraad, terwijl de zuidgrens minder dan 50 km ten Z. van de 31ste breedtegraad ligt.

De hoofdstad van Georgia is Atlanta( (1940: 302 288 inw.; Groot-Atlanta 442 294 inw.).

Drievijfde deel van het Z. van Georgia wordt in beslag genomen door een uit marine afzettingen gevormde kustvlakte met enkele lage heuvelruggen en grote stukken zacht golvend terrein. In de laagste gedeelten liggen een aantal moerassen en meren. Ten W. van een brede zandrug, die van Jesup af evenwijdig aan de kust naar het Z. loopt tot de grote bocht in de St Mary’s River, ligt het Okefenokee moeras, een wildernis met een oppervlakte van 1690 km2, waarvan nog gedeelten onbekend zijn. Langs de ca 150 km lange kust van Georgia liggen de bekende Sea( Islands, lage, zandige of moerassige eilanden, van het vasteland gescheiden door lagunen en zeegaten.

De waterwegen tussen het vasteland en deze eilanden liggen goed beschut en zijn over de hele lengte van de kust bevaarbaar voor kleine schepen. De Fall( Line vormt de grens van de kustvlakte en het Piedmontgebied, een heuvelland, gelegen tussen de laagvlakte en het eigenlijke gebergte, in hoogte variërend van ca 100 m langs de lagere gedeelten van de Fall Line tot ca 500 m aan de voet van het gebergte. De Piedmont wordt gekenmerkt door brede, ronde heuvelruggen en vrij smalle dalen. Het N.O. deel van Georgia wordt doorsneden door de bergketens der Appalachen, waarvan hier de Blue Ridge een hoogte van 1000 à 1500 m heeft.

Deze loopt een eindweegs in Georgia door en eindigt dan plotseling. Als voortzetting er van vinden we alleen korte bergketens en afzonderlijke toppen. In de N. W. hoek van de staat liggen de Lookout en Sand Mountains, welke met hun plateau’s deel uitmaken van de Alleghanies, evenals de Blue Ridge een onderdeel van het grote Appalachische bergmassief.

De hoogste top in Georgia is Brasstown Bald (ca 1600 m). Over het hele berggebied verspreid liggen prachtige valleien met vruchtbare bodem. De bekendste zijn de Gedar, Texas, Broomtown en Vann’s Valley in N.W. Georgia.

In een kalksteengebied hier, met een oppervlakte van ca 9800 km2 vindt men vele grotten. Vermeldenswaard is ook Stone Mountain, gelegen in het Piedmontgebied, 20 km ten O. van Atlanta; dit is een geweldige granietmassa van 550 m hoogte, met een basis van 10 km omtrek, waarschijnlijk de grootste ter wereld.

Het N. van Georgia omvat een deel van het Tennessee-bekken, doorsneden door zijrivieren van de Tennessee River. Meer westelijk ligt het Mobile-bekken, waaruit de Coosa en de Tallahoosa naar de Mexicaanse Golf stromen. Verder naar het Zuiden ligt het Appalachicola-bekken met de Chattahoochee en Flint River. Deze verenigen zich in de Z.W.-punt van Georgia tot de Appalachicola River, welke in Florida uitkomt in de Golf van Mexico.

De voornaamste rivieren welke in de Atlantische Oceaan uitmonden, zijn van het N. naar het Z.: de Savannah, de Ogeechee, de Altamaha, de Satilla en St Mary’s River. De talrijke grote rivieren vormen een uitstekend netwerk van waterwegen die echter weinig gebruikt worden. De Savannah, de belangrijkste rivier van Georgia, is over een afstand van 28 km bevaarbaar voor zeeschepen.

Het klimaat van Georgia is, vooral aan de kust, zacht. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur wisselt, naar gelang van de plaats waar men zich bevindt, van 57 gr. tot 68 gr. F. De gemiddelde Januari-temperatuur is ca 40 gr.

F. in de bergen en 54 gr. F. aan de zuidkust; in Juli is de gemiddelde temperatuur resp. 74 gr. en 82 gr. F. Vorst kan in ieder deel van de staat voorkomen, al is dit uitzonderlijk in het Z. van Georgia.

De gemiddelde jaarlijkse regenval bedraagt 127 cm per jaar, doch varieert van 178 cm in het uiterste N.O. tot 115 cm tussen Macon en Augusta. De sneeuwval bedraagt in de bergen gemiddeld 18 a 25 cm, in Atlanta ca 8 cm en is in de kustvlakte vrijwel te verwaarlozen.

Men vindt in Georgia vrij grote verschillen in grondsoorten: het kalksteengebied in het Noordwesten, kalkrijke rode of bruine leem in enige gedeelten van het Cumberland Plateau en de Grea Valley, verweringsproducten van kristalline rotse in het Appalachische gebied en de Piedmont, met zandige bovenlaag en veel rode klei in de onderlaag. De kustvlakte is bedekt met zandheuvels, rode klei en zandige bodems met een ondergrond van leem en kalksteen.

De natuurlijke vegetatie van Georgia bestaat vrijwel-geheel uit bos. Van alle staten ten O. van de Mississippi heeft Georgia thans nog de grootste bosoppervlakte. In de Noordelijke berggebieden en in de moerassen van de kuststreek groeit veel loofhout, de zandheuvels in de kustvlakte hebben vooral pijnbossen. In het Chattahoochee National Park in N.O.

Georgia heeft men mooi ongerept woud weten te behouden. Het belangrijkste bedrijfsbosgebied ligt in de kustvlakte; het levert veel hars en terpentijn. Meer dan de helft van de nationale productie van pek en teer voor de scheepsbouw komt uit Georgia, en er is tevens een groeiende cellulose- en papierindustrie.

De voornaamste steden van Georgia zijn: Atlanta, het financiële en economische centrum van het Z.W. der V.S., de havens Savannah en Brunswick, waar ook de visvangst beoefend wordt, en een drietal industriesteden aan de Fall Line: Augusta, Macon en Columbus.

In de bodem van Georgia zijn grote hoeveelheden delfstoffen aanwezig: de waarde der totale productie wordt (1946) geschat op $ 30076000 per jaar. De voornaamste delfstoffen zijn, gerangschikt naar haar waarde: kaolien, kleiproducten, graniet, marmer, Portlandcement, volaarde, kalksteen, bariet, zand en grind, mangaan, steenkool, talk, bauxiet, goud en zilver, mica.

Georgia heeft een grotere productie van kaolien (dat gebruikt wordt in de papieren aardewerkindustrie) dan enige andere Amerikaanse staat. In Pickens County bevindt zich een van de grootste marmervoorraden ter wereld; het marmer van Georgia is bekend om zijn uitstekende kwaliteit en wordt op grote schaal gebruikt voor monumentale gebouwen. Georgia heeft $ 18 000 000.aan goud opgebracht, maar er zijn thans nog maar enkele goudmijnen in gebruik.

In verband met de aanwezigheid van bepaalde delfstoffen hebben zich grote industrieën ontwikkeld. Tot de kleiproducten behoren baksteen, afvoerbuizen, dakpannen en tegels. De kalksteen van Georgia levert de grondstof voor een cementen kalkindustrie van een geweldige omvang. Onder de andere middelen van bestaan neemt de landbouw nog steeds de voornaamste plaats in, hoewel tegenwoordig de waarde der industrieproducten die der landbouwgewassen overtreft.

Sinds het begin van de 19de eeuw is de katoen het belangrijkste handelsgewas, en katoen en katoenzaadolie zijn thans nog de landbouwproducten met de grootste geldelijke opbrengst. Doch vooral in de laatste decenniën is er een grotere verscheidenheid gekomen in de marktgewassen. Naast katoen zijn van belang: maïs, tabak, aardnoten, zoete aardappelen en perziken. Van de Amerikaanse staten produceert alleen Californië meer perziken, en wat de omzet van verse perziken betreft staat Georgia zelfs aan de kop; zo ook voor de productie van watermeloenen, pecannoten, aardnoten en zoete aardappelen.

Andere belangrijke producten zijn appels, rijst, vijgen en aardbeien. Ook het kweken van tungbomen, pas in de laatste jaren begonnen, biedt goede vooruitzichten.

Groenten en fruit worden op kleine schaal voor de conservenindustrie verbouwd, terwijl Georgia meer honing produceert dan enige andere staat van de Unie.

Het is mogelijk, dat mettertijd vee- en voedingsmiddelen naast de katoen agrarisch belangrijk zullen worden.

Van de industrie is de voornaamste die van katoenen goederen. Hierbij neemt Georgia de vierde plaats in onder de staten van de Unie; in Georgia bevinden zich ca 235 fabrieken voor het spinnen, weven, breien en afwerken van katoen. Andere belangrijke producten zijn katoenzaadolie, -koeken, en -meel, alsmede vleesproducten. In sommige delen van Georgia worden schaaldieren, zeevis, vruchten en groenten geconserveerd.

Andere industrieproducten van Georgia zijn, behalve de reeds genoemde pek en teer: kunstmest, pijnolie, geraffineerde suiker, staal en staalproducten, machinerieën, leder, meubelen en kleding. De totale waarde van de jaarlijks gefabriceerde industrieproducten bedraagt thans (1948) over de $ 700 000 000.

De zeekust met haar zachte klimaat in de winter, het bergland in het N. in de zomer, worden gebruikt als recreatiegebied. Er liggen in Georgia 7 nationale en 21 staatsparken. Een bezienswaardigheid vormt het fort Pulaski, een oud vestingwerk op het Cockspur Island aan de mond van de Savannah, als nationaal monument bewaard.

Geschiedenis

De oudste bekende bewoners van Georgia waren praehistorische stammen, die sporen hebben nagelaten, o.a. in de vorm van grafheuvels. De moderne geschiedenis begon in Georgia in 1540, toen De Soto en zijn volgelingen er door trokken op zoek naar goud. Georgia behoorde toen tot het uitgestrekte gebied der Creeken Cherokee-Indianen. Jean Ribaut, de Franse ontdekkingsreiziger, bezocht de kust in 1562, en reeds in 1566 werkten er Spaanse Franciscaner priesters in Georgia, die missies op verschillende plaatsen vestigden.

In 1732 werd door een aantal Britse kolonisten met goedkeuring van hun regering, in het gebied tussen de Altamaha en de Savannah de „Kolonie Georgia in Amerika” gesticht, genoemd naar George II, die deze vestiging aanmoedigde.

Generaal James Oglethorpe, die een toevluchts-oord voor Engelse schuldenaren en Protestanten van het vasteland van Europa wilde stichten, werd tot militair opperbevelhebber over Zuid-Carolina en Georgia benoemd, en landde met 120 kolonisten op 12 Febr. 1733 op de plaats waar nu de stad Savannah ligt. Het charter dat aan de kolonisten was verleend door de Britse regering werd in 1754 beëindigd en op 30 Oct. van dat jaar werd Georgia een kroonprovincie, met John Reynolds als eerste gouverneur. Ofschoon het door de Britten beter werd behandeld dan de andere kolonies in Amerika, zond Georgia toch een afgevaardigde naar het tweede Continentale Congres in 1775 en tekende de Onafhankelijkheidsverklaring. Tijdens de Vrijheidsoorlog werd Savannah in 1778, en Augusta in 1779 ingenomen door de Britse troepen, welke Savannah bezet hielden tot 1782, ondanks de heroveringspogingen die de Fransen en Amerikanen in 1779 deden.

Na de Revolutie begon ook de vestiging in de bergen van het Noorden, terwijl de vruchtbare valleien en de Piedmont bezet werden door groeiende aantallen immigranten. De moeilijkheden die men aanvankelijk met de Indianen had, waren spoedig voorbij nadat de Creek Indianen waren verdreven in 1832 en de Cherokees in 1838 hun grondgebied afstonden aan de Amerikaanse regering.

In de Amerikaanse Burgeroorlog stond Georgia natuurlijk aan de kant van de Confederatie en gedurende de Burgeroorlog vonden er hevige gevechten plaats. Alexander H. Stephens, een burger van Georgia, was vice-president van de Confederatie. Generaal Sherman verwoestte, op zijn bekende mars door Georgia naar de zee, de ene stad na de andere, zo ook Atlanta.

Tegen het einde van de Burgeroorlog was 4/5 van de rijkdom van Georgia verloren gegaan. Na de oorlog stond Georgia geruime tijd onder militair bestuur, en beleefde een lange periode van corruptie en wanbeheer. Pas in 1871 werden de vertegenwoordigers van Georgia weer tot het Congres toegelaten.

De voornaamste inrichtingen van hoger onderwijs in Georgia zijn: de staatsuniversiteit te Athens (1945-’46: 1502 studenten, 190 academische docenten), de technische hogeschool in Atlanta (1945 -’46: 5968 studenten, 256 academische docenten), en staats,,colleges” voor vrouwen te Valdosta (1945-’46: 347 studenten, 27 academische docenten) en Milledgeville (1945-’46: 1200 studenten, 105 academische docenten). Er is een aantal aparte universiteiten voor negers: Atlanta University (1945-’46: 183 studenten, 33 academische docenten), Clark University (1945-’46: 480 studenten, 28 academische docenten), e.a.

PROF. DR A. J. N.

DEN HOLLANDER

Lit.: E. M. Coulter, Georgia: A Short History (Chapel Hill, N. Car., 1947); Georgia Facts and Figures, A Source Book (Athens, Ga., 1946); Georgia, A Guide to lts Towns and Countryside, American Guide Series (Athens 1940); A.

B. Saye, New Viewpoints in G. History (Athens 1943); Henry L. Steed, Georgia: Unfinished State (New York 1942).

< >